Hier volgen enkele bijzondere dingen die zich tegelijkertijd kunnen voordoen:
Boven op de Berg Tabor barstte uit Jezus het goddelijk licht voort, in een oogverblindende straling, tot in de witheid van Zijn kledij en tot in het azuurblauw van de Hemel.
Aan de voet van dezelfde berg kwam een vader – die andere zoon van God, de mens – de zielsellende van zijn zoon brengen.
Op de top van de berg: het licht van de transcendentie.
Aan de voet van de berg: de ellende van de immanentie, het onheil van het niet-zijn, de karikatuur van het bestaan: de kwellende absurditeit van de zonde, een ziel verbrijzeld in doofheid en stomheid, een zenuwstelsel dat ten prooi gevallen was aan epilepsie.
Jezus zegt tegen de vader: “Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.” En de vader, overvallen door zijn zwakheid, overtreft zichzelf en belijdt de prachtige woorden: “Ik geloof, Heere! Kom mijn ongeloof te hulp.”
Volgend op deze belijdenis van de onmacht van de mens en van de goddelijkheid van Jezus, vindt de wonderlijke genezing plaats.
De jongeman in het evangelie was ziek verklaard.
Maar er zijn jongeren, doofstom voor het woord van God, die geloven dat ze volkomen gezond zijn:
doof voor de raad van hun ouders;
doof voor de roepstem van de Kerk;
doof voor de roepstem van hun geweten.
Voor hen:
is de hemel stil, zegt hij hun niets;
zwijgt het leven, heeft het geen ideaal;
spruit er aan zo’n ziel een soortgelijk lichaam voort.
Zal er uiteindelijk iemand te vinden zijn die vast genoeg in God gelooft om genezing te vinden?
Markus 9:17-32
9:17 En iemand uit de menigte antwoordde: Meester, ik heb mijn zoon, die een geest heeft die maakt dat hij niet kan spreken, bij U gebracht.
9:18 En waar hij hem ook aangrijpt, werpt hij hem tegen de grond, en het schuim staat hem op de mond en hij knarst met zijn tanden en verstijft; en ik heb tegen Uw discipelen gezegd dat zij hem moesten uitdrijven, maar zij konden het niet.
9:19 En Hij antwoordde hem en zei: O ongelovig geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Breng hem bij Mij.
9:20 En zij brachten hem bij Hem; en toen hij Hem zag, deed de geest hem meteen stuiptrekken; en hij viel op de grond en wentelde zich met schuim op de mond.
9:21 En Hij vroeg aan zijn vader: Hoelang is het al dat dit hem overkomt? En hij zei: Van jongs af aan.
9:22 En vaak heeft hij hem ook in het vuur en in het water geworpen om hem om te brengen; maar als U iets kunt, wees dan met innerlijke ontferming bewogen over ons en help ons.
9:23 En Jezus zei tegen hem: Als u kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.
9:24 En meteen riep de vader van het kind onder tranen: Ik geloof, Heere! Kom mijn ongeloof te hulp.
9:25 En toen Jezus zag dat de menigte samenstroomde, bestrafte Hij de onreine geest en zei tegen hem: Geest die maakt dat men niet kan spreken en die doof maakt, Ik beveel u: ga uit hem weg en kom niet meer in hem terug!
9:26 En onder geschreeuw en hevig stuiptrekken ging hij uit hem weg; en de jongen werd als een dode, zodat velen zeiden dat hij gestorven was.
9:27 En Jezus pakte hem bij de hand en richtte hem op; en hij stond op.
9:28 En toen Hij in huis gegaan was, en zij alleen waren, vroegen Zijn discipelen Hem: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven?
9:29 En Hij zei tegen hen: Dit soort kan nergens anders door uitgaan dan door bidden en vasten.
9:30 En zij vertrokken vandaar en reisden door Galilea; en Hij wilde niet dat iemand het zou weten.
9:31 Want Hij gaf onderwijs aan Zijn discipelen en zei tegen hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen van mensen en zij zullen Hem doden, en nadat Hij gedood is, zal Hij op de derde dag opstaan.
9:32 Maar zij begrepen dat woord niet en zij waren bevreesd Hem ernaar te vragen.