16 AUGUSTUS – ZONDAG 10 NA PINKSTEREN.
Mattheüs 17:14-23
De genezing van de maanzieke
14 En als zij bij de schare gekomen waren, kwam tot Hem een mens, vallende voor
Hem op de knieen, en zeggende:
15 Heere! ontferm U over mijn zoon; want hij is maanziek, en is in zwaar lijden; want
menigmaal valt hij in het vuur, en menigmaal in het water.
16 En ik heb hem tot Uw discipelen gebracht, en zij hebben hem niet kunnen
genezen.
17 En Jezus, antwoordende, zeide: O, ongelovig en verkeerd geslacht, hoe lang zal Ik nog met ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem Mij hier.
18 En Jezus bestrafte hem, en de duivel ging van hem uit, en het kind werd genezen
van die ure af.
19 Toen kwamen de discipelen tot Jezus alleen, en zeiden: Waarom hebben wij hem
niet kunnen uitwerpen?
20 En Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want voorwaar zeg Ik u: Zo gij een
geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot dezen berg zeggen: Ga heen van hier
derwaarts, en hij zal heengaan; en niets zal u onmogelijk zijn.
21 Maar dit geslacht vaart niet uit, dan door bidden en vasten.
22 En als zij in Galilea verkeerden, zeide Jezus tot hen: De Zoon des mensen zal
overgeleverd worden in de handen der mensen;
23 En zij zullen Hem doden, en ten derden dage zal Hij opgewekt worden. En zij
werden zeer bedroefd.
Wanneer de mens een oprecht en sterk geloof heeft, vereend met goede werken en vooral met gebed en vasten, dan kan hij met Gods hulp grote wonderen verrichten en van Hem, ten behoeve van zijn ziel en van anderen, alles ontvangen wat hij vraagt.
Deze waarheid wordt ons in het Heilige Evangelie van vandaag door onze Heiland, Jezus Christus, getoond.
[…] Door zijn geloof bouwde Noach vol ontzag, door God gewaarschuwd voor dingen die nog niet gezien waren, een ark om zijn gezin te redden… Door haar geloof werd Sarah de kracht geschonken een zoon te baren (ook al had ze de vruchtbare leeftijd overschreden). Zij vertrouwde immers Zijn woorden.
[..] Door hun geloof staken de Israëlieten de Rode Zee over alsof zij over land gingen, terwijl de Egyptenaren, die ook probeerden over te steken, verdronken (Hebreeën 11: 3-29).
Nu zal ik het in het kort hebben over de kracht van gebed en vasten.
Ten eerste moeten we in geloof bidden (Matteüs 21:22; Marcus 11:24; Hebreeën 11: 6). Vervolgens moeten we dat gebed ook van ganser harte doen (Deuteronomium 4:29; Psalm 118, 145; Jeremia 29:13) en onophoudelijk (Lukas 21:36; 1 Tessalonicenzen 5:17).
De grootse en wonderbaarlijke handelingen van het gebed en vasten zijn onmeetbaar.
Door veertig dagen te vasten overwint de Heiland de drie verzoekingen van Satan in de woestijn (Mattheüs 4: 1-11). Met gebed en vasten schonk de profetes Anna, die voordien onvruchtbaar was, het leven aan Samuël (1 Koningen 1:11; 16:28). Johannes, de Doper en de Voorloper, bracht zijn hele leven door in gebed en met streng vasten, waarvoor de Heiland Zelf van hem getuigde als de grootste man die ooit uit een vrouw geboren was (Mattheüs 11: 10-19).
Wees zeer aandachtig en volg niet degenen die van het rechte geloof afgeweken zijn, van wie het lijkt dat ze de zaligheid van hun ziel zullen verwerven zonder naar de Kerk van Christus te luisteren. Luister naar wat St. Efrem de Syriër zegt: “Wanneer de geest van de mens het juiste geloof verlaat, hebben al zijn goede daden geen nut.”
In het evangelie dat we vandaag lezen wordt ook de kracht van gebed en het geloof genoemd. Er wordt verteld hoe de Heiland een bezeten kind genas. Het kind werd door zijn vader bij de discipelen gebracht, maar ze konden de boze geest niet uit hem verdrijven. En toen de Heer van de berg Tabor afdaalde, knielde de vader van het kind aan Zijn voeten en zei: “Heere! ontferm U over mijn zoon; want hij is maanziek, en is in zwaar lijden; want menigmaal valt hij in het vuur, en menigmaal in het water. En ik heb hem tot Uw discipelen gebracht, en zij hebben hem niet kunnen genezen” (Mattheüs 17: 14-16).
Ziet u hoe moeilijk het is een epileptische, door een onreine geest bezeten man te genezen? Want als zelfs de apostelen dit bezeten kind niet konden genezen, dan is het voor de priesters nóg moeilijker degenen te genezen die bezeten zijn door duivels, laat staan degenen die slaven van hun zware hartstochten geworden zijn. De duivel pleegt de epilepticus dan weer in het vuur en dan weer in het water te gooien, teneinde hem te doden en ons te misleiden door ons te laten te geloven dat hij het niet heeft gedaan, maar dat het water en vuur de man gedood hebben. Echter, de vijand heeft geen macht over de ziel van de zieke. Maar zij die geknecht zijn door vreselijke hartstochten als ongeloof, trots, woede, drankzucht, lust en moord: worden zij niet gekweld door duivels die erger zijn dan die van de epileptici?
De Heer had medelijden met het lijden van het kind en zei tegen zijn vader: “Brengt hem Mij hier”. Toen hij de demon bestrafte, vluchtte de boze geest, "en het kind werd genezen van die ure af ". Toen de discipelen tot Christus kwamen, vroegen ze Hem: "Waarom hebben we de duivel niet kunnen uitwerpen?”... “Om uws ongeloofs wil!”, antwoordde de Heiland. “Dit geslacht vaart niet uit, dan door bidden en vasten” (Mattheüs 17: 19-21).
Uit deze woorden maken we op dat de Heer eerst de zieken tot Zich roept. Als iedereen voor de zieken schuilt en zelfs voor hen op de vlucht is, roept de Zoon van God de zieken tot Hem, troost hen, legt hun de handen op en geneest hen zowel omwille van het geloof van de zieken als van het geloof van hun familieleden en degenen die hen tot Hem brengen. Zonder sterk geloof in God wordt er niemand genezen en kan er geen wonder verricht worden. God vraagt ook om onze medewerking. Hij stort genade, barmhartigheid en vergeving over ons uit, en we moeten Hem ons geloof, nederigheid en berouw brengen. Daarom antwoordde Hij de discipelen dat ze vanwege hun ongeloof het kind niet konden genezen.
Dan zegt de Heer dat alleen “door bidden en vasten" de duivels van mensen zullen uitvaren, en de hartstochten van onze harten.
Ziet u hoe groot de kracht van het geloof is, als die door gebed en vasten ondersteund wordt? Alle drie verrichten ze samen talloze wonderen en genezingen, en zonder de ander draagt de ene nooit vrucht, of worden onze verzoeken ooit ingewilligd. Voor de inwilliging van elk verzoek dat de gelovigen hebben, worden de volgende drie noodzakelijke deugden vereist: geloof, gebed en vasten. En meer nog: van de zieken moet ook een algemene belijdenis gevraagd worden. Die moet gedaan worden met berouw en de vastberadenheid om niet meer te zondigen.
De ergste ziekte is niet die van het lichaam maar die van de ziel, omdat deze ziekte zowel het lichaam als de ziel verliest. De ergste bezetenheid van de mens is niet epilepsie, die alleen het lichaam kwelt, maar ‘s mensen verslaving aan de dodelijke hartstochten van de ziel. Een man die bezeten is door drankzucht en losbandigheid is een man die bezeten is door duivels. Daarom is het moeilijker een dronkaard, een prostituee, een moordenaar of een man die vervuld is van haat, hebzucht en afgunst te genezen dan een man die gekweld wordt door een onreine geest; zoals in het geval van het kind van het evangelie van vandaag.
Ons verdriet bestaat eruit dat het aantal jonge en oude gelovigen dat door zulke passies bezeten is, veel hoger is dan voorheen. De groeiende neiging van mensen tot dronkenschap en losbandigheid, tot ongeloof en sektarische groepen, tot egoïsme, echtscheiding en moord baart ons steeds meer zorgen. Dit fenomeen verspreidt zich de laatste jaren vooral onder jonge mensen via horrorfilms die tot moord leiden, en via immorele films die vele jongeren massaal ertoe dwingen te zondigen en ten prooi te vallen aan deze kwaadaardige drugs.
U, christelijke broeders en zusters, als zonen van de Kerk van Christus, ouders, broers en opvoeders van kinderen; weest zeer aandachtig bij met het opvoeden van de kinderen die God u heeft geschonken! Dood ze noch vóór de geboorte door abortus, noch na de geboorte door verdwazing van hun geesten en gebrek aan religieuze opvoeding! Laat ze in hun jeugd niet ten prooi vallen aan drankzucht, ongeloof en losbandigheid. Het zijn uw kinderen, maar het zijn ook de kinderen van Christus, Die tegen ons zegt: "Laat de kinderkens tot mij komen" (Lucas 18:16). Zorg voor de kinderen die God je geschonken heeft! Gezamenlijk zijn wij aan God een zwaar antwoord verschuldigd voor hen, voor elke ziel die verloren, gestolen en gedood is door de duivel.
Neem ze regelmatig mee naar de kerk, naar het gebed, naar de biecht, naar de Heilige Communie. Doe hun christelijke boeken over zielenvorming aan de hand en bevrijd hen van losbandigheid en ongeloof.
We bidden tot de goede God om ons allemaal te verlossen van de verschrikkelijke valstrikken van de duivels. Amen.
Archimandriet Ilie Cleopa.