19 JULI 2020 – ZONDAG 6 NA PINKSTEREN.

GENEZING VAN DE ZWAKKE UIT KAPERNAÜM.

 

Mattheüs 9:1-8

 Hij stapte weer in de boot en stak over, terug naar zijn eigen stad. Daar probeerden een paar mensen een verlamde bij hem te brengen die op een draagbed lag. Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: 'Wees gerust, uw zonden worden u vergeven.' Daarop zeiden enkele schriftgeleerden bij zichzelf: Wat een godslasterlijke taal! Jezus doorzag hun gedachten en zei: Waarom hebt u zulke boosaardige gedachten? Wat is gemakkelijker, te zeggen:'Uw zonden worden u vergeven' of: 'Sta op en loop'? Ik zal u laten zien dat de mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.' En hij stond op en ging naar huis.' Bij het zien hiervan werden de mensen van ontzag vervuld en ze loofden God, om de macht die hij aan mensen heeft verleend. 

 

Jezus genas een verlamde. Dit is geen wonder – God zijnde.

Wat deed Hij? Hij vergaf hem zijn zonden; Hij vergaf hem voor de fouten die hij beging tegen het leven, tegen zijn natuur, en Hij heeft hem het gebod gegeven om weer mens te zijn, de verwant van God.

Overigens was dit herstel van de mens de reden voor Jezus om onder de mensen te komen. Bij iedere gelegenheid vertelde Hij ons dat zonden en fouten tegen het leven de redenen zijn waarom de mens uiteindelijk als verminkte door het leven gaat.

Het herstel van de mens is het herstel van deze verloren verwantschap.

Het is onbegrijpelijk dat de pijn van het lichaam de mens ertoe brengt om God om hulp te vragen, terwijl de pijn, vervorming en gevoelloosheid van de ziel hem niet eens in beweging krijgen.

Het is onbegrijpelijk dat mensen zo achter de gezondheid van hun lichaam aanrennen, terwijl ze zo weinig doen voor de vergeving van hun zonden.

Jezus beschikte over allebei: de macht om de zonden te vergeven en de macht om onze hulpeloze gesteldheid te genezen. Hij schiep ogen waar ze bij de geboorte ontbraken, hij maakte de gebochelden recht, bracht het leven terug in de zenuwen die door de zonden gedood waren en Hij deed de doden verrijzen die door de dood omgebracht waren.

Aan ons priesters gaf Jezus dan toch de helft van Zijn gave: de gave om de zonden van de mensen in Zijn naam te vergeven. De tweede helft, van organische genezing, heeft Hij ons niet meer gegeven, want wij, de mensheid, wachten sowieso erop om te worden omgevormd van aardse mensen tot spirituele mensen, tot onsterfelijke mensen, tot mensen van de hemel...

Waar vraagt ​​de mens ten slotte om?

Hij vraagt om de door hem verloren heiligheid.

Dit is het enige waar God ook bij de mens om vraagt. En de heiligheid van het leven kan ook worden verkregen door mensen met een machteloos lichaam.

Daarom gaf Jezus ons, priesters, slechts de helft van Zijn gave, terwijl Hij de andere helft behield om die zelf te vervullen, zodra de zwakheid van de mens tot een einde zal zijn gekomen bij “de opstanding”.

Maar de tweede kan niet bereikt worden zonder de eerste.

De verkondiging van het Koninkrijk der Hemelen zelf begon met een woord van boetedoening.

  

 

Fragmenten uit: Vader Arsenie Boca - "Levende woorden", Uitgeverij Charisma, Deva, 2006, pp. 105-106.

 

 

Gastenboek

Laat een bericht achter in ons gastenboek!

gastenboek

Ga naar boven