23 MEI 2021 – DE ZONDAG VAN DE VERLAMDE
Johannes 5:1-15
Jezus genas een verlamde. Dit is geen wonder – God zijnde.
Wat deed Hij? Hij vergaf hem zijn zonden; Hij vergaf hem voor de fouten die hij beging tegen het leven, tegen zijn natuur, en Hij heeft hem het gebod gegeven om weer mens te zijn, de verwant van God.
Overigens was dit herstel van de mens de reden voor Jezus om onder de mensen te komen. Bij iedere gelegenheid vertelde Hij ons dat zonden en fouten tegen het leven de redenen ervoor zijn dat de mens uiteindelijk als verminkte door het leven gaat.
Het herstel van de mens is het herstel van deze verloren verwantschap.
Het is onbegrijpelijk dat de pijn van het lichaam de mens ertoe brengt om God om hulp te vragen, terwijl de pijn, vervorming en gevoelloosheid van de ziel hem niet eens in beweging krijgen.
Het is onbegrijpelijk dat mensen zo achter de gezondheid van hun lichaam aanrennen, terwijl ze zo weinig doen voor de vergeving van hun zonden.
Jezus beschikte over allebei: de macht om de zonden te vergeven en de macht om onze hulpeloze gesteldheid te genezen. Hij schiep ogen waar ze bij de geboorte ontbraken, hij maakte de gebochelden recht, bracht het leven terug in de zenuwen die door de zonden gedood waren en Hij deed de doden verrijzen die door de dood omgebracht waren.
Aan ons priesters gaf Jezus dan toch de helft van Zijn gave: de gave om de zonden van de mensen in Zijn naam te vergeven. De tweede helft, die van organische genezing, heeft Hij ons niet meer gegeven, want wij, de mensheid, wachten sowieso erop om te worden omgevormd van aardse mensen tot spirituele mensen, tot onsterfelijke mensen, tot mensen van de hemel...
Waar vraagt de mens ten slotte om?
Hij vraagt om de door hem verloren heiligheid.
Dit is het enige waar God ook bij de mens om vraagt. En de heiligheid van het leven kan ook worden verkregen door mensen met een machteloos lichaam.
Daarom gaf Jezus ons, priesters, slechts de helft van Zijn gave, terwijl Hij de andere helft behield om die zelf te vervullen, zodra de zwakheid van de mens tot een einde zal zijn gekomen bij “de opstanding”.
Maar de tweede kan niet bereikt worden zonder de eerste.
De verkondiging van het Koninkrijk der Hemelen zelf begon met een woord van boetedoening.
Fragment uit: Vader Arsenie Boca - "Levende woorden", Uitgeverij Charisma, Deva, 2006, pp. 105-106.
Johannes 5:1-15
5:1 Hierna was er een feest van de Joden en Jezus ging naar Jeruzalem.
5:2 En er is in Jeruzalem bij de Schaapspoort een badwater, dat in het Hebreeuws Bethesda wordt genoemd, met vijf zuilengangen.
5:3 Daarin lag een grote menigte van zieken, blinden, kreupelen en verlamden, die wachtten op de beroering van het water.
5:4 Want een engel daalde van tijd tot tijd neer in het badwater en bracht het water in beweging; wie dan het eerst daarin kwam, na de beweging van het water, werd gezond, aan welke ziekte hij ook leed.
5:5 En daar was een man die al achtendertig jaar ziek was.
5:6 Jezus zag hem liggen en omdat Hij wist dat hij al lange tijd ziek was, zei Hij tegen hem: Wilt u gezond worden?
5:7 De zieke antwoordde Hem: Mijn heer, ik heb geen mens om mij in het badwater te werpen wanneer het water in beroering gebracht wordt; en terwijl ik kom, daalt een ander vóór mij af.
5:8 Jezus zei tegen hem: Sta op, neem uw ligmat op en ga lopen.
5:9 En meteen werd de man gezond, nam zijn ligmat op en ging lopen. En het was sabbat op die dag.
5:10 De Joden dan zeiden tegen hem die genezen was: Het is sabbat, het is u niet geoorloofd de ligmat te dragen.
5:11 Hij antwoordde hun: Die mij gezond gemaakt heeft, Die heeft tegen mij gezegd: Neem uw ligmat op en ga lopen.
5:12 Zij vroegen hem dan: Wie is de Mens Die u gezegd heeft: Neem uw ligmat op en ga lopen?
5:13 En die genezen was, wist niet Wie het was, want Jezus had Zich ongemerkt verwijderd omdat er een menigte was op die plaats.
5:14 Daarna vond Jezus hem in de tempel en zei tegen hem: Zie, u bent gezond geworden, zondig niet meer opdat u niet iets ergers overkomt.
5:15 De man ging weg en berichtte de Joden dat het Jezus was Die hem gezond gemaakt had.