Wanneer de mens het eerste obstakel, dat de vijand op elke weg van Gods soldaten plaatst, heeft overwonnen, bouwt de tegenstander uit trots en hoogmoed meteen een tweede obstakel, waarbij hij de lichamelijke ondeugden aanwendt, inclusief de liefde voor het lichaam. Zodra de mens voortgang maakt in de geestelijke strijd voor zijn heil, schreeuwt het lichaam om genade: het is arglistige jammerklacht van de immoraliteit en het bederf. Deze kreet mag geenszins worden beluisterd, maar moet geheel uitgeroeid worden, zodat de (menselijke) natuur opnieuw gezuiverd en smetteloos rein wordt. Daarom noemen de Vaders het lichaam ook ‘een barmhartige vijand en een arglistige vriend’. Bij de aanvang van de strijd en de overgang van losbandigheid tot bekering, is het lichaam ten prooi gevallen aan passies en hartstochten, die de geest als controlecentrum over het lichaam hebben uitgeschakeld. Daarom komt het lichaam in opstand tegen de ziel door deze op velerlei wijzen te kwellen en zelfs tegen God op te zetten. “Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God, want het (vlees) onderwerpt zich niet aan de wet Gods. Trouwens, het kan dat ook niet.”1 Daarom draagt iedereen ook het lichaam als een last met zich mee en moet elke mens zijn gehele leven lang vechten om zijn lichaam tot een woonplaats en tempel van de Heilige Geest2 te maken. Omdat de aard van het lichaam doof, blind en stom is, moet de mens het met moeite en honger tuchtigen, maar het moet tegelijkertijd op de juiste manier worden behandeld, om de gezondheid niet in gevaar te brengen. Moeite en honger bedwingen het lichaam, zodat het niet langer Gods vijand is. Bidden en vasten verjaagt de vijand van wellust en wraak uit het lichaam, zoals honger ook de wilde beesten temt.

Het is werkelijk aanbevelenswaardig deze strijd aan te gaan met de raad van een ervaren priester, die het niveau, de nood en de kracht van elk individu kan inschatten. Dit betekent dat het vasten in overstemming moet worden gebracht met de leeftijd en de gezondheidstoestand (hoewel vasten reeds vele mensen gezond maakte!) om op deze wijze een grotere weerstand te bieden aan de verleidingen. Vasten vereist een vorm van matigheid. Mensen die zich overhaast en zonder raad van priesters tot vasten overgaan, zullen op hun weg naar het Heil teruggeslagen worden. Verwijzend naar mensen, die zich haasten om de passies uit te doven, zeggen de Vaders dat velen meer nadeel haalden uit het vasten dan uit een overvloed aan eten. Daarom ook verheffen de Vaders matigheid tot de hoogste deugd3. De passievolle liefde voor hun lichaam zette talrijke mensen reeds op tegen hun biechtvader en priester. Ofschoon deze ruzie niet lang duurde, kenden ze op hun geestelijke weg toch een terugval. Anderen, geprikkeld door hun geestelijke trots, bezochten hun biechtvader niet meer, ook al maande hun geweten hen aan dat wel te doen. De nederigheid, die iedereen op de proef stelt, laat echter ook deze mensen dit tweede obstakel overwinnen, waardoor ze hun strijd tot redding kunnen voorzetten.

 

1 Rom. 8,7
2 1Cor. 3,16
3 Joannes Casianus: Filokalia

 

 

Gastenboek

Laat een bericht achter in ons gastenboek!

gastenboek

Ga naar boven