Tot Christus’ Komst op aarde konden de mensen niet ten volle het proces van de vervolmaking van de mens begrijpen. Het was voor God noodzakelijk de mens te herscheppen, zodat hij door het Christendom dit proces kon begrijpen. In Jezus Christus, de God-mens, openbaarde God ons een transparant en reëel beeld van de volmaakte mens, een voorbeeld van wat God in de mens poogde te realiseren en wat de mens diende te begrijpen. Daarom is Christus op een natuurlijke en bovennatuurlijke wijze het Pad naar de volmaaktheid. Jezus Christus hoefde niet gered te worden, maar zonder Zijn afdaling in het herschapen menselijk lichaam, dat niet in zonde werd geboren, was onze redding onmogelijk geweest. Wij hadden en hebben een Redder nodig. God toonde ons in Jezus Christus Zijn Liefde voor de mensen en deze Liefde ervaren wij in een vurig geloof en brandend verlangen naar verlossing. Daarom is Jezus een werkelijk en uniek voorbeeld tot navolging. Hij is onze norm bij uitstek. Wij hoeven slechts dit Voorbeeld na te volgen. Dat God alles heeft voorbereid, betekent echter niet dat de mens lui en passief mag blijven toekijken. God heeft Zichzelf ontledigd en de gedaante van een dienstknecht aangenomen1. Hij werd als mens in een lichaam geboren en leefde zondeloos om ons door Wie Hij was, wat Hij deed en hoe Hij leefde ons het Pad te tonen. Hij was en is werkelijk God en Hij bewandelde als mens het nieuwe pad. Daarom wordt het pad des Heils ook ‘het pad van God’ genoemd: God (Jezus Christus) bewandelde het als Eerste. Als wij gered willen worden, moeten wij Zijn voorbeeld volgen en het Pad bewandelen. Wij zijn slechts mensen en ons wordt gevraagd op slangen en schorpioenen te treden en te strijden tegen de gehele legermacht van de vijand.2 Vanaf het Kruis reikt Jezus ons Zijn hand en schenkt ons Zijn hulp in wat onze menselijke natuur te boven gaat. Hij gaat ons zelfs voor in de strijd om Hem na te volgen tijdens ons aardse leven. Velen volgen God slechts met hun woorden: wanneer ze hun kruisdood moeten beleven, d.i. de uiterste zelfverloochening, dan wijken ze achterwaarts. Zij aarzelen op hun weg, maken geen vooruitgang. Daarom herhaal ik telkens: Wie God na de dood eeuwig wil ontmoeten, moet met Hem voortdurend zijn levensweg gaan, niet enkel af en toe, of tot een bepaald punt. Vele mensen, zeker heden ten dage, blijven bevreesd staan: ze zijn bang dat hun geloof hun levenswijze zal bedreigen3. Ik vraag met aandrang: Is het geen voorrecht precies daar te vallen, waar ook God beproefd wordt? Als wij onze levenswijze niet omwille van God willen veranderen, zijn wij Hem niet waardig.
Naast de noodzaak van onze redding, moeten wij ook inzicht verwerven over de wijze, waarop de redding gebeurt, en moeten wij het ascetische karakter van het pad naar de volmaaktheid erkennen. Deze drie punten vinden wij terug in de leer van Maximus de Belijder, een van de meest verlichte geesten van de Kerk. Hier volgen wij immers zijn werk ‘Ascetisch Woord’, zowel omwille van Zijn noodzakelijke verwijzingen naar de Kerkvaders, als omwille van de diepgang en glans van Zijn leer.
Jezus Christus, God van nature, aanvaardde uit mensenliefde Zelf mens te worden. Hij daalde af en leefde onder de Wet, Hij onderwierp Zich als mens aan de geboden, zodat Hij het eeuwenoude vonnis van Adam kon tenietdoen. Omdat Hij wist dat de Wet en de Profeten afhankelijk waren van het gebod God en de medemens lief te hebben, heeft Christus deze altijd gevolgd, vanaf het begin tot het einde.
De geboden uit de Schrift moeten tegen de duivel worden beschermd, want hij wil ze vernietigen. Ze moeten worden verdedigd, ondanks de aard en natuur van de vijand, anders kunnen we niet gered worden. Met deze vijand leverde Jezus een tweegevecht: een eerste maal bevocht hij de verleidingen van het genieten, een tweede maal de beproevingen van het lijden. Bij de eerste verleiding dacht de duivel dat Jezus een mens was. Hij zag dat de Vader Zelf over Jezus getuigde tijdens de Doop en dat Jezus als een man de Heilige Geest uit de Hemel ontving en de woestijn inwandelde om er door hem te worden beproefd. In de overtuiging dat Christus in niets verschilde van de mens, ontketende hij een strijd om Christus te overtuigen meer van de materiële wereld te houden dan van de Liefde voor God. Daarom probeerde hij Christus in de woestijn te verleiden met voedsel, rijkdom en faam, de drie zaken waar elke mens naar verlangt. Op die wijze poogde hij Hem in de afgrond van het verderf te storten, zoals hij deed en doet met al zijn slachtoffers.
Het is belangrijk op te merken dat de in het vlees geboren Christus de duivel als mens en niet als God heeft verslagen. Als God liet Hij hem als een bliksem uit de Hemel5 vallen. Jezus bevocht als mens de duivel. Enkel op deze manier kon Hij ons de noodzakelijke moed schenken. Omdat Hij als mens een volmaakte overwinning op de duivel behaalde, schenkt Hij ons ook de overwinning, op voorwaarde dat wij op Zijn manier de strijd met de duivel aangaan. Door Zijn zege leerde Christus ons de strategie om te strijden en de kennis en de kracht om te vechten. Christus is de strategie, de kennis en de kracht. Hij is een voorbeeld voor ons op onze levensweg. Dit is de reden dat Christus op aarde kwam: Hij wilde de werken van de duivel6 vernietigen en zijn heerschappij, waarmee hij de mensen in verwarring bracht, breken. Toen de duivel de hongerige Christus in de Woestenij van Carantania7 poogde te verleiden om van stenen brood te maken, wees Christus hem terecht met woorden uit de Schrift: “Er staat geschreven: ‘Niet alleen van brood zal de mens leven.8 ’” De duivel staakte zijn strijd niet, maar hij poogde Hem te verleiden met het gezag over alle koninkrijken ter aarde, de politieke macht: “Ik schenk U deze macht en dit gezag. Zij zijn mij geschonken en ik schenk ze aan wie ik wil. Als Gij mij aanbidt, wordt dit alles van U.” Over deze misleidende woorden vraagt Cyrillus van Jeruzalem zich af of Satan toen loog of door Gods Aanwezigheid gedwongen werd de waarheid te vertellen8? Ook nu bestraft Jezus hem met een citaat uit de Schrift: “Er staat geschreven: ‘Gij zult de Heer, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen9.’” Toen de duivel zich door de woorden uit de Schrift verslagen zag, gebruikte hij ook de Schrift als wapen, zij het met een foutieve, duivelse interpretatie. Zijn zieke geest verdraaide de betekenis van elk woord, want hij staat niet in de waarheid, maar in de leugen. Hij nam Jezus mee naar de top van het dak van de Tempel in Jeruzalem en hij sprak: “Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelf dan van hier naar beneden, want er staat geschreven: ‘Aan Zijn Engelen zal Hij opdracht geven aangaande U om U te behoeden.’ En ook: ‘Op de handen zullen zij U dragen, opdat Gij Uw voet niet aan een steen stoot.’” Hierop antwoordde Jezus kort en beslist: “Gij zult de Heer, uw God, niet verzoeken. Toen staakte de duivel elke poging tot verleiding en ging hij van Hem weg. Voor een tijdje, zoals hij dat reeds eerder, zij het in een andere gedaante, had gedaan.
1 Filip. 2,7
2 Luc. 10,19
3 Apo. 21,8
4 Maximus de Belijder, Ascetisch Woord
5 Luc. 10,18
6 IJo. 3,8
7 Luc.4,1-13
8 Cyrillus van Jeruzalem, Catechesis
9 Luc. 4,8