De duivel beproefde Christus op drie wijzen: de behoefte van het lichaam, de schijnglorie van de ijdelheid en het op de proef stellen van God. Deze beproeving dragen alle in zich op verborgen wijze het lokaas van het plezier of de angel van zonde1, zij het op een verschillende manier. Naar de woorden van Maximus de Belijder vormen ze echter een reëel beeld van het eerste gevecht, de verleiding van het plezier. Indien Jezus Zich had laten vangen in een van deze valstrikken, dan was ook Hij uit de Liefde van de Vader gevallen. Hij zou Zelf het eerste en voornaamste gebod gebroken hebben, dat Hij op ongeëvenaarde wijze aan het volk voorleefde en aanleerde, nl. het gebod om God als Hemelse Vader lief te hebben.2
Dit was immers het gehele opzet van de vijand: Christus te dwingen Zijn Liefde voor God de Vader te verloochenen. Hij weet immers dat aardse pleziertjes de duivelse macht bezitten om hen, die deze tijdelijke lusten najagen, te onttrekken aan hun liefde voor God en hun aandacht te richten op alles, behalve op God. Daarom blijft de heerser van deze wereld de mens in zijn macht houden, zoals de mens nog iets tijdelijks begeert en zolang zijn liefde voor God niet elke aardse verleiding en afleiding heeft verbrand.
Nadat de Heer tijdens de beproevingen in de Woestenij van Carantania de duivel had overwonnen in, overwon Hij hem ook in de bevolkte wereld. De Evangelist Lucas verwoordt het op deze wijze: “En toen de duivel alle verzoeking ten einde had gebracht, week hij van Hem tot een bestemde tijd.”3 Deze woorden duiden op een terugkeer van de duivel, zij het nu onrechtstreeks, nl. hij bevocht Christus door middel van de mensen.deze wereld. In zijn strijd tegen de Heiland bracht Satan gebruikte hij de machtige en sluwe mensen uit die tijd, de geleerden en de oude Farizeeërs van de oude wereld. Deze invloedrijke, maar zwakke mensen werden het werktuig van de duivel, opdat Jezus hen zou vervloeken of haten en Hij zodoende het twaalfde gebod zou schenden, dat het beminnen van de mensen voorhoudt.
Maximus de Belijder getuigt inderdaad dat deze strategie beoogde ruzie te stoken tussen Jezus en bepaalde groepen en tussen mensen onderling: “Nadat Hij de eerste reeks beproevingen, deze van de aardse verlangens, glansrijk had doorstaan en zo het plan van de Boze had vernietigd, stond de Heer een tweede reeks beproevingen toe, deze van de laster en de schande.”4 Maximus beschrijft niet alleen de intriges en de handelwijze van de duivel, maar ook de barmhartige reactie van de God-mens.
“De duivel was niet bij machte om door zijn beloftes in de woestijn Christus’ liefde voor Zijn Vader te breken. Daarom zocht hij een methode om via de wetteloze Joden Jezus’ onvoorwaardelijke liefde voor de mens te vernietigen. Satan, d.i. ‘de tegenstander’, zette de Farizeeërs en de schriftgeleerden tegen Christus op in de hoop dat Hij deze beschuldigingen niet zou dulden, Hij daarom de lasteraars zou haten en dus het gebod om de mensen, zelfs de vijand, lief te hebben zou schenden. Christus doorzag, als God, de boosaardige gedachten van de duivel en haatte de Farizeeërs niet, die door de tegenstander als zijn trawanten werden ingezet. Hoe kan Hij, Die Liefde is, haatdragend zijn? Integendeel, de Heer gaf niet op deze door Satan misleide mensen te onderrichten, te vermanen en te waarschuwen. Hij verdroeg hun laster met het grootste geduld. Hij wees hen terecht en berispte hen, als geen ander mens ooit had gedaan.5 Hij heeft hen echter nooit gehaat. Christus toonde de duivel in hen, bevocht en bestookte hem met de waarheid, maar bleef de mensen zelf liefhebben en onderrichten.6 Hij verdroeg genadevol elke smart en bleef liefdevol handelen. Hij leerde hen hoe zij hun leven moesten doorbrengen en toonde hen door Zijn voorbeelden het gelaat van een leven in God. Hij verkondigde de opstanding van de doden en beloofde het Eeuwige Leven en het Hemelse Koninkrijk aan allen, die Hem wilden geloven. Aan wie Hem niet wilden geloofden, voorzegde Hij de eeuwige straf. Hij bespuwde de duivel, die de ongelovigen als zijn instrument gebruikte, door zelfs deze mensen te beminnen, ofschoon hij hen aan zijn zijde had weten te scharen. Wat een wonderlijk gevecht! In plaats van haat betoonde Jezus liefde en door Zijn mildheid vernederde Hij de vader van alle kwaad. Daarom verdroeg Hij geduldig zovele beledigingen van en voor de mensen en beleefde Hij tot aan Zijn Kruisdood Zijn onvoorwaardelijke Liefde voor de mensheid. Door Zijn definitieve overwinning op de duivel, verwierf Hij voor de mens de Kroon der Opstanding. Zo verving de Nieuwe Adam de oude Adam.”7
God waarschuwde de tempeloversten door het visioen van de Profeet Zacharias: “Vervolgens deed Hij mij de hogepriester Jozua zien, staande vóór de Engel des Heren, terwijl de satan aan zijn rechterzijde stond om hem aan te klagen.”8 Zacharias zag hoe de besmeurde kledij van de hogepriester werd uitgetrokken en vervangen werd door een feestgewaad. De hogepriester kreeg ook een nieuwe mitra, terwijl de Engel dit woord tot hem richtte: “Indien gij in mijn wegen wandelt en de door Mij opgedragen taak waarneemt, dan zult gij zowel Mijn huis richten als Mijn voorhoven bewaken en Ik zal u doen verkeren onder hen die hier staan.”9 Verblind en omhuld door de aardse wereld, doorzagen zij de bekoring niet, waardooe ze Jezus benijdden en belasterden. Omdat Christus de liefde voor God én de medemens belichaamde, waarin zowel de Wet als de Profeten hun voltooiing vinden10, is het duidelijk dat Jezus God is en dat God Liefde is.11 Christus Zelf gaf ons beide geboden. Hier ligt het mysterie verankerd, waarom iemand, die de geboden naleeft, de duivel kan verslaan. Immers, de woorden van Marcus de Asceet12 en van Maximus de Belijder13 verzekeren ons dat God Zelf Zich in Zijn geboden manifesteert. Wie Christus’ geboden naleeft, pijnigt de duivel in zo’n mate, dat deze zijn dienaren in de hel en zijn trawanten op aarde, die op zijn verleidingen zijn ingegaan, oproept om Jezus en Zijn volgelingen te bevechten.
De duivel kon niet langer toezien hoe Christus zijn heerschappij op aarde vernietigde en eiste daarom door de wet van de machthebbers, de schriftgeleerden, de hogepriesters, Annas en Kajafas, en Judas, de verrader, dat Jezus (onterecht) zou gekruisigd worden, en nog wel tussen twee misdadigers. Op dit hoogtepunt van de strijd tussen liefde en haat versloeg Christus in Zijn menselijke gestalte de duivel definitief: Hij vernederde Zichzelf, verloochende de waarde van aardse lichaam14 en aanvaardde vrijwillig de dood. Vastberaden heeft Hij elk plezier genegeerd en vol verlangen en verrukking duldde Hij elke pijn, spot en smart.15
Uit deze beschrijving blijkt dat het gevecht van de Verlosser met de duivel in een aantal aspecten verschilt van de strijd, die de mens met leveren met de vijand om de voetsporen van de Heer te volgen. Tijdens de beproevingen in de woestijn heeft Jezus Christus de vijand in de geest verslagen en bewaarde Hij Zijn liefde voor God door de verleiding van de duivel, die Hem het plezier van de materiele wereld voorhield, af te wenden. Wij, mensen, hoeven echter de strijd met de duivel als persoon gelukkig niet aan te gaan: wij zouden door zijn vreeswekkende blik verlamd worden. Het is een alom gekend fenomeen dat ons zenuwstelsel verzwakt en verziekt is door onze eigen ondeugden en door de van onze voorouders belastende erfenis. Het kan dan ook geen te zware agressie verdragen en na een dergelijke ‘aanval’ moet het de nodige rust krijgen en vinden om aan te sterken. Willen wij Christus volgen, dan moeten wij ons zuiveren van elke hartstocht. Enkel op die wijze zullen wij een fysisch en psychologisch niveau bereiken, dat het level benadert, waarop Jezus Zijn strijd tegen de duivel begon. Het is eveneens een bekend gegeven, dat door medische bewijzen is gestaafd, dat, zodra vrees of trauma de weerstand van het zenuwstelsel breken, dit ook vernietigd wordt en, afhankelijk van de kracht of sterkte van de geest op dat ogenblik, kan er vallende ziekte optreden. Epilepsie vertoont vele kenmerken van duivelse bezetenheid, zoals blijkt uit de Schrift.
Natuurlijk moeten wij in onze strijd met de hartstochten de duivel op een geestelijke wijze bekampen. Dit gevecht lijkt een klusje te zijn, maar het blijkt meestal een heus en levenslang karwei te zijn. Door een besluit van God blijft ons, tijdens dit gevecht, het zien van de duivel in zijn huiveringwekkende gestalte bespaard.
Behalve dit verschilpunt verloopt onze strijd op een gelijkaardige wijze als het gevecht van de Verlosser en van Zijn volgelingen. Nadat Jezus de vijand in de woestijn had overwonnen, kwam Hij naar de samenleving om ook daar de overwinning op de duivel te behalen, die over deze wereld heerst. In dit opzicht kunnen wij besluiten dat verlossing niet slechts bekomen wordt door een persoonlijke handeling, verlossing heeft ook een sociaal aspect. Niemand wordt alleen behouden, de verlossing van een mens is steeds gelinkt aan anderen.
In de menselijke samenleving heeft Jezus het volk, dat de duivel beminde, verslagen, hoe vaak en hoe erg de vijand Hem ook pijnigde en lasterde. Toen tenslotte, door een Hemels Raadsbesluit, Christus aan de uiterste beproeving van pijn en laster werd onderworpen, wist Hij ook deze beproeving te overwinnen door Zijn lichaam ‘’uit zwakheid’’16 te offeren om als een misdadiger aan een kruis te worden genageld. Satan besefte niet dat hij, toen hij deze ‘mens’ kruisigde en hem als een dode gulzig en gretig inslikte, eigenlijk God in de onderwereld had toegelaten. Hij besefte niet dat het Heilige Mysterie van het Kruis hem als een zwaard innerlijk zou doorklieven en dat Christus, de God-mens, de profeten van het Oude Testament uit de dood zou opwekken. Hij besefte niet dat Christus op die wijze een eeuwige zege behaalde, die Hij opdroeg aan de mens, Zijn broeder17 en volgeling op hetzelfde pad. Het is bijzonder belangrijk ons te herinneren dat Hij door deze overwinning het herstel van de vroegere mens, die Zijn icoon en gelijkenis weerspiegelde, realiseerde: het Koninkrijk Gods werd voor de mens geopend, de Opstanding werd hem verkondigd en de Verlossing werd hem als een gave geschonken18.
1 1Cor. 15,56
2 Mat. 5,48
3 Luc.4, 13
4 Maximus de Belijder, Antwoorden aan Talasius
5 Jo. 8,41-47
6 Jo. 8,48-59
7 Maximus de Belijder, Ascetisch Woord
8 Zach. 3,1
9 Zach. 3,7 (Niet 8, zoals vermeld!)
10 Mat. 22,37-40
11 1Jo. 4,8
12 Marcus de Asceet, Over de Geesteljke Wet (Filokalia)
13 Maximus de Belijder, Gnostische Hoofdlijnen (Filokalia)
14 Jo. 6,63
15 Luc. 12,50
16 2Cor. 13,4
17 Mat. 28,10
18 Efe. 2,8