Beproeving en tegenspoed hebben ook nog een andere uitwerking. God laat toe dat mensen, ongeacht hun voorkomen en sociale status, je aanvallen en je de meest vervelende verwijten in het gelaat slingeren. Wie kan zich beter van zo’n taak kwijten dan een door God gezonden nietsnut. Zo geschiedde ook bij David. Toen de koning wenend voorbij ging, begon plots een man stenen naar hem en zijn dienaren te werpen en hen te vervloeken. “Terwijl hij zijn vervloekingen uitte, sprak Simi aldus: ‘Ga weg, ga weg, bloedvergieter en nietswaardige!’”1
Zo laat God je met je eigen daden. De duivel dwaalt rond de mensen, die door hun zonden uit het verleden beproefd worden. Hij probeert hen van het pad van berouw en nederigheid af te brengen en hun ‘eer’ te verdedigen. Toen de tegenstander er niet in slaagde David te overhalen zijn volk in twee kampen te verdelen, probeerde hij hem tot het doden van een man te verleiden. Omdat de plotselinge verwensingen Davids rust van berouw en evenwicht van spijt konden breken en evenmin de woede van een moordenaar in hem kon doen ontvlammen, probeerde de duivel het via een raadgever van de koning. “Toen zeide Abisai, de zoon v an Seruja, tot de koning: ‘Waarom vervloekt deze dode hond mijn koning? Laat mij toch naar de overkant gaan en hem het hoofd afhouwen!’”2 De duivel geeft aan iedereen zijn adviezen, maar heeft geen macht over hen die niet naar hem luisteren!3
David werd door Nathan, Gods instrument en profeet, maar ook geestelijke begeleider van de koning, verlicht en gewaarschuwd. Hij begreep ook dat God zijn beproevingen toeliet en dat hij, gehoorzaam aan God, door de oven der tegenspoed4 van zijn zonden gezuiverd zou worden. Daarom luisterde hij niet naar het advies van zijn raadgever, die door de duivel werd geïnspireerd. Hij negeerde op een milde manier het voorstel met deze wijze woorden: “Laat hem mij maar vervloeken! Wanneer de Heer tot hem zegt: ‘Vervloek David!’, wie zal dan zeggen: ‘Waarom doet gij dat?’”5 De adviseur van de koning echter, belaagd door de kwade geest, die de dood van de mens verzocht, gaf zich niet meteen gewonnen, maar telkens herhaalde de koning zijn antwoord. (Het is een bekend gegeven dat een kwaadaardig plan vaak moet bestreden worden met goede gedachten en adviezen, die de verwerkelijking van het kwade verhinderen. De weg van de oren naar het hart is immers erg lang en moeilijk.) Omdat de raadgever niet ophield de eer van de koning te verdedigen, onthulde David hem het mysterie van zijn geduld: “Misschien zal de Heer op mijn ellende letten en mij het goede schenken in plaats van zijn vervloeking van deze dag.”6 Het is een mooie belijdenis van David, de koning, die nederig blijf, ofschoon hij zich bewust was van het mysterie.
En zo gingen ze beiden hun eigen weg: de koning op het pad van de boete en de gehoorzaamheid aan God, de vervloeker op het pad der laster. Het kwaad werd verbrand door de het vuur der nederigheid verbrand, die de raadgever alleen achterliet.
Terecht kunnen wij ons afvragen waarom God toelaat dat een rechtvaardige zoveel klappen in zijn gezicht krijgt? Het antwoord is eenvoudig: er is geen andere weg van heling en heiliging. Zelfs de hemelen zijn voor God niet rein7 en er bestaat geen heiliging zonder nederigheid. God kan ons, zondaars, niet van onze zonden bevrijden, als wij niet luisteren naar de lessen van de Kerk, die ons leert onze fouten te bekennen en te belijden. Hierdoor wacht ons vaak het juk van de vervloeking en de beproeving. Een gering besef van onze zondigheid zou gemakkelijker tot een bekennen van schuld leiden. Helaas, het gebrek aan zondebesef misleidt ons tot het verdedigen van ons ‘gelijk’. Omdat wij onszelf niet kennen, verdragen we de beproevingen niet, die God toelaat. Vraag Hem dus niet naar een reden, maar vraag jezelf af waarom een medemens je vervloekt (zoals ook koning David door Abisai werd beledigd). Dit is Davids antwoord: “God laat toe dat ik omwille van mijn zonden word vervloekt, maar ik hoop op Zijn genade om deze beschimpingen een halt toe te roepen.”
Veronderstellen we even dat jij van mening bent dat je een leven leidt naar Gods wil. Je bent een goede huisvader met voorbeeldige kinderen. Op een avond echter slingert je buurman of je echtgenote of een kind jou onverwacht verwijten naar je hoofd: nietsnut, moordenaar, dief. Jij weet dat deze verwijten nergens op slaan, maar je weet evenmin op welke grond ze werden geuit. Je springt op, als door een slang gebeten. Je antwoordt met nog ergere verwijten, je verdedigt jezelf, je verantwoordt je gedrag en probeert hem of haar, die je heeft verweten, door je uitbarsting van woede uit te schakelen. Deze ondoordachte uithaal is een foute reactie. Het betaamt de situatie even te overschouwen. Misschien heb je eertijds een fout niet toegegeven bij je echtgenote, die zich nu, in een storm van boosheid, de misstap herinnerde, zich onbewust van het feit dat deze zonde, ogenschijnlijk al lang vergeten, toch een uitbarsting zou veroorzaken. Misschien schreeuwt het kind in zijn verbittering en ontgoocheling een tekortkoming uit van zijn ouders, die hem, in woord of daad, hebben gekwetst. Misschien vecht het kind met een boosaardige gedachte uit zijn verleden en wil hij, zij het op zo’n brute wijze, beletten dat jij dezelfde fout nogmaals maakt. Onbeleden fouten zijn een blijvende last, die een leven lang blijft wegen. De personen, die het meest intens met ons samenleven, herinneren ons op pijnlijke wijze aan deze fouten. God immers is alwijs en alwetend. Wie weet hoeveel dagen ons nog resten? Daarom laat God toe dat de boze, die ons tot zonde aanzette, ons herinnert aan een vergeten en niet beleden misstap.
Omwille van deze kennis moeten wij ons blijvend verheugen8. Voor eenieder, die door God is verlicht, gebeurt alles in het leven om meer begrip en inzicht te schenken, ook al is dit op het ogenblik zelf niet altijd even duidelijk. Wij moeten proberen niet tegen Gods besluit in te gaan. “Wie het beëindigen van een probleemsituatie overdenkt, zal er steeds een einde van een zonde ontdekken. Word je door iemand benadeeld, belasterd of vervolgd, blijf rustig en ga niet over op wraakneming. Wacht de toekomst af. Je zult ontdekken dat hij, die de bron van kwaad leek te zijn, in wezen goede vruchten voor je voortbracht, niet alleen voor het huidige ogenblik, maar ook voor de komende tijd.”9
1 2Sam. 16,7
2 2Sam. 16,9
3 Cyrillus van Jeruzalem
4 Wijsheid 2,5
5 2Sam. 16,10
6 2Sam. 16,12
7 Job 15,15
8 1Tess. 5,16
9 Marcus de Asceet: Over de Geestelijke Wet (Philokalia)