Saul vraagt de heks in Endor om Samuël uit de doden op te wekken, want hij beklaagt zich geen gehoor te hebben verleend aan zijn woorden. Zo leidt God iemand een doodlopende straat in, zodat hij een volgende maal Zijn instructie wèl zal appreciëren en opvolgen. God kan zelfs hen, die Zijn raad in de wind sloegen, toen zij deze het meest nodig hadden, uit de doden opwekken. Deze koppige en eigenzinnige mensen zijn echter onmogelijk te overtuigen, zelfs niet “indien iemand uit de doden opstaat.”1 Hardleerse en ongehoorzame mensen, bedwelmd door de rook der trots, kunnen niet genieten van het geschenk der wijze raad. Wanneer zij deze zaken, die hen op het gepaste ogenblik worden geschonken, minachten, geeft God hen op en laat Hij hen onder de dwingelandij van de duivel. Dit gebeurde ook met Saul, want -volgens Gregorius van Nyssa- zou niet Samuël uit de Hades wederkeren (alle rechtvaardigen uit het Oude Testament daalden in de Hades neer, behalve Enoch en Elia), maar een boze geest, door de heks opgeroepen, zou als Samuël verschijnen om Saul te misleiden..
Zie hoe de voormalige koning voor Satan in aanbidding neervalt, wiens vindingrijkheid Saul’s leven beheerst en zelfs zijn levenseinde voorspelt.
1Samuel 28:
15. Daarna sprak Samuël tot Saul: ‘Waarom hebt gij mij
verontrust en mij laten opkomen?’ Saul zeide: ‘Ik verkeer in grote nood: de Filistijnen strijden tegen mij en God is van mij geweken. Hij antwoordt mij niet meer, noch door de dienst van profeten, noch door dromen. Daarom heb ik u geroepen, opdat gij mij ekend zoudt maken, wat ik doen moet.’
16. Toen sprak Samuël: ‘Waarom raadpleegt gij mij? De Heer is immers van u geweken en uw vijnand geworden..
17. De Heer heeft gedaan, zoals Hij door mijn dienst gesproken had: de Heer heeft het koningschap uit uw hand gescheurd en aan uw naaste, aan David, gegeven.
18. Omdat gij de Heer niet geluisterd hebt en Zijn brandende toorn over Amalek niet doen komen, daarom heeft de Heer u op deze dag dit aangedaan.
19. De Heer zal ook Israël met u in de macht der Filistijnen geven en morgen zult gij met uw zonen bij mij zijn. Ook het leger van Israël zal de Heer in de macht van de Filistijnen geven.’
De zonde met doden te spreken, m.a.w. het spiritisme, is al eeuwenoud, maar is in de hedendaagse wereld erg in trek. Het wordt beschouwd als de meest attractieve vorm van misleiding, de meest gevaarlijke vorm van dwaling. In duidelijke bewoordingen: de Kerk staat geen spiritisme toe, zij verbiedt het op absolute wijze.
Waarom? De opgeroepen geest kan op geen enkele overtuigende wijze aantonen wie hij in werkelijkheid is. Hij kan keer op keer bewijzen dat hij dingen weet, waarvan wij denken dat ze alleen door doden kunnen gekend zijn. Ook gevallen engelen of boze geesten kunnen deze dingen kennen. Op geen enkele wijze kunnen wij zeker zijn van de identiteit van de geest, die spreekt of schrijft zoals de overledene dat deed. Het kan gebeuren dat er een verwisseling van persoon plaatsvond, die echter op uitzonderlijke en vakkundige wijze elk detail kopieerde, waardoor we menen de overledene te ontmoeten. Hierdoor gaan we deze waanvoorstelling beschouwen als het meest realistische bewijs van de ‘andere wereld’. Wanneer we later bovendien merken dat de voorspellingen ook werkelijkheid worden, verliezen wij de controle over onze geest en geven we ons over aan deze ultieme misleiding. Dit gebeurt met mensen die de Heilige Traditie van de Kerk negeren en zich wenden tot waarzeggers en tovenaars, de meesters der misleiding, om raad en kennis over de ‘andere wereld’. Dan wordt alles ook veel makkelijker, want het spiritisme vraagt ons niet een innerlijke strijd met onszelf aan te gaan, te streven naar heiligheid in ons leven of de Goddelijke natuur van de Heiland te erkennen. Het belet ons niet om God uit te dagen, want dat is de essentie van spiritisme. Soms echter is, uit angst om een fout te maken, de bekoring groot om in aanvulling van wat de Kerk, door God gesticht, ons leert, ook zaken uit het spiritisme te geloven. Na een tijdje zullen de spiritisten het vertrouwen van zo iemand winnen en deze mens aanzetten niet langer zijn redding na te streven. Ze maken hen tot een makkelijk doelwit voor illusies en leiden de geest af van het ware pad.
We kunnen door aanhangers van het spiritisme worden misleid, die beweren dat vele heiligen met engelen spraken, dat enkele heiligen zelfs met doden in dialoog traden en dat zij hen ook soms opnieuw tot leven wekten. Ze zullen beweren dat dit werd gerealiseerd door Gods wil als een bewijs voor de eeuwigheid van de ziel en het leven na de dood (opstanding) en als eerbetoon aan de heiligen. We merken inderdaad hoe God, van tijd tot tijd, luistert naar de smeekbeden van heiligen. Tenminste, als deze heiligen ontvlamd zijn door een liefde voor de medemens en zij het volk willen redden uit dreigende beproevingen. Het gebeurt dat heiligen in dergelijke situatie een getuigenis nodig hebben van een overledene. Er is echter een immense kloof tussen Gods wonderwerken, die door heiligen worden verricht en de ‘openbaringen’ van het spiritisme. De afgrond tussen heiligen en godslasteraars is even groot als de kloof tussen hun respectievelijke werken. De heilige Cyprianus was een bekende tovenaar, vooraleer hij Christen werd. Zijn levensverhaal is een prachtig voorbeeld van de gevaren van het spiritisme.
Een tweede reden, waarom de Kerk het duistere pad van het spiritisme en tovenarij te bewandelen, is dat dergelijke praktijken leiden tot krankzinnigheid en waanzin. Statistisch onderzoek toont aan dat zeventig procent van de bewoners van een ziekenhuis voor geestelijk gestoorden aan spiritisme deed. Begrijpelijk, als blijkt dat bij het begin van elke sessie toestemming gevraagd wordt om vrijwillig energie af te staan, die zich in het zenuwstelsel bevindt. Deze energie heeft de geest nodig om zich te manifesteren. De geest spreekt en schrijft door een groepslid, dat hierdoor het bewustzijn verliest of in trance raakt. Het verlenen van een dergelijke toelating lijkt meer op het instemmen op een beroving van elementaire delen van het zenuwstelsel, waardoor de instemmer de controle over zijn zenuwstelsel en zijn geest verliest. De tijdspanne, waarin dit gebeurt, is afhankelijk van de persoonlijkheid van het slachtoffer. De zenuwen, waaruit de energie wordt gestolen, veranderen wezenlijk van aard, waardoor de ervaring wordt gekleurd door het prisma van een vreemde geest, wat resulteert in een bevreemdend beeld van de werkelijkheid. Op die ogenblik nestelt krankzinnigheid zich in het menselijk lichaam. In vele gevallen groeit de waanzin uit tot een onomkeerbaar niveau.
Teneinde de bovenvermelde gegevens te illustreren en te ondersteunen, doen wij beroep op een dokter, die een boek schreef over occulte wetenschappen en de geestelijke stoornis.2 Dit boek heeft de verdienste antwoord te bieden aan de beweringen van occultisten, spiritisten en enkele belangrijke oriëntalisten. Hun adviezen zijn niet anders dan alarmkreten voor alle mensen, die zich onbewust naar een mentale stoornis haasten. Hier volgen enkele antwoorden op de vraag of de occulte wetenschap -omtrent het beroemde onderscheid tussen goed en kwaad- leidt tot geestelijke instabiliteit. Een eerste antwoord is dit: “Ik denk niet dat occulte wetenschappen leiden tot geestelijk onevenwicht, als diegene, die deze wetenschappen bestudeert of beoefent, ingewijd is. Eén ding is echter duidelijk: velen zijn op een ongezonde wijze nieuwsgierig naar het occulte en worden verleid door een muzikaal delirium, dat hun geestelijke gezondheid ruïneert.”3
Een tweede antwoord komt van de oriëntaliste Helena Blavatsky: “De beste en sterkste mediums hebben na hun lichamelijke en geestelijke ervaringen erg geleden. Herinner u de betreurenswaardige dood van Ch. Förster, die in een crisis van krankzinnigheid in een ziekenhuis voor geesteszieken overleed. Herinner u Stade, die aan epilepsie of de vallende ziekte leed. Of Eglinton, het eerste medium van Engeland, die door dezelfde ziekte werd overmand. Lees het levensverhaal van Douglas Home. Overdenk ook het trieste lot van de arme Irving Washington. En er zijn tenslotte ook nog de zusters Fox, de oudste mediums en oprichtsters van het moderne spiritisme. Na 40 jaar ‘relaties’ met ‘engelen’ werden ze, dank zij deze ‘engelen’ krankzinnig, zonder zicht op genezing. De wetenschap van goed en kwaad is bezaaid met valstrikken, met listen en lagen.”4
Ook de ervaren spiritist Stanislas de Guaita) waarschuwt ons: “Ik ontken de nefaste invloed van geesten niet. Integendeel, ik veroordeel met klem deze doctrine, die een fatale uitwerking kan hebben en mensen tot geestelijke verwarring en spirituale anarchie kan leiden. Wanneer de betrokkene opnieuw zijn eigen lichaam wil betreden, kan hij er larven aantreffen, die zich reeds in zijn organen hebben genesteld als in een versterkte burcht. Ook komt het voor dat de betrokkene in zijn lichaam de illusie van krankzinnigheid of bezetenheid niet kan verdrijven… Indien de larven zijn lichaam als een slagveld blijven bezetten, zullen zij in het lichaam vegeteren. Dat zal uiteindelijk ook in krankzinnigheid uitmonden.”5
Hier kunnen wij een link maken met wat voorafging. De Heiland waarschuwde hen die ooit door een boze geest bezeten waren dat de boze geest (die zich steeds uit in de hartstochtelijke passies), die verdreven werd door het menselijk berouw en de Goddelijke vergiffenis en geen andere plek vindt om te wonen, zal terugkeren met zeven andere en nog bozere geesten om opnieuw bezit te nemen van diegene, waaruit ze waren verbannen. Indien de geest er een rein huis aantreft, waarvan de meester (d.i. de geest en de ziel) afwezig is, omdat hij op een of andere geestelijke, astrale zoektocht antwoorden zoekt, terwijl hij de ramen en de deuren van zijn woning open liet, dan zal de boze geest de andere geesten uitnodigen en allen zullen zij in het lichaam van de meester hun verblijf houden. Het zou interessant zijn te weten wat de Heilige Vaders hun leerlingen leerden, toen zij hen aanmaanden hun ziel en hun lichaam onafscheidelijk te houden en er vurig op aandrongen elke scheiding van geest en lichaam tegen te gaan. Dit betekent meer dan een eenvoudige en fantasierijke verbeelding, die echter reële schade kan veroorzaken, indien de geest niet onder controle wordt gehouden.
Een ander spiritist, Allan Kardec, geeft ons ongeveer hetzelfde antwoord: “Een van de grootste gevaren voor een medium is bezetenheid. Een medium bezit de eigenschap, zelfs zonder het willen, in contact te treden met geesten. Dit is mogelijk, omdat het zenuwstelsel niet langer in verbinding staat met de realiteit van de alledaagse leefwereld. Bezetenheid verwijst naar de controle van de geesten, die gezag hebben over de personen, die als medium optreden.Bezetenheid kent drie niveaus: de simpele obsessie, de fascinatie en de verslaving of onderwerping.”6
Professor Laiquel-Lavastine specificeert andere aspecten: “De studie van het occultisme (…) heeft niets te zien met geestelijke gezondheid van evenwichtige personen. Abnormale of ziekelijke neigingen vormen er echter een basis van. In die gevallen kan onderzoek pijnlijk zijn, zeker als de resultaten in praktijk worden omgezet. Dergelijke handelingen uiten zich op het vlak van een splitsing van de persoonlijkheid. We begrijpen hoe pijnlijk en ingrijpend deze onderzoeken kunnen zijn bij mensen met een min of meer voldoende geestelijke gezondheid.
We onderscheiden drie soorten mensen, die als medium werkzaam zijn:
- Oplichters en bedriegers, die tenslotte altijd door een gerechtshof worden veroordeeld
- Onevenwichtigen en gestoorden, die spiritisme beoefenen omwille van een opgewekt delirium (roes) en waarbij het spiritisme in het leven van anderen een bron doet opwellen, waaruit steeds nieuwe en vreemde elementen te voorschijn komen
- Enkelingen, meestal zwakzinnigen, die in het spiritisme zelf de beleving van een delirium zoeken.
Spiritisme is steeds schadelijk, het vergemakkelijkt immers de roesbeleving en andere uitingen van het delirium. De taak van de psychiater bestaat in het aantonen van de tekortkomingen en de gevaren van het spiritisme.”7
De indringendste alarmkreet komt van de Engelse oriëntalist C. W. Leadbeater: “Zwarte magie is de krachtigste en meest efficiënte vorm van tovenarij en kan artificiële zaken tot leven wekken, die zich met een vreeswekkende kracht kunnen keren tegen hun schepper, indien hij niet door een zuiver karakter tegen een dergelijk gevaar beschermd wordt. Het verhaal van een meester-tovenaar, die verscheurd wordt door de geesten, die hijzelf heeft opgeroepen, is helaas niet louter fictie, het is gebaseerd op een ware werkelijkheid.
Daarom adviseer ik eenieder om bijzonder waakzaam te zijn en zich niet in te laten met het opwekken van dergelijke, gevaarlijke energieën. Het is enkel toegelaten onder strenge begeleiding van een erg ervaren persoon. Ik heb persoonlijk de gevolgen gezien van iemand, die zich bloot stelde aan een dergelijk gevaar door dergelijke fenomenen als een spelletje te beschouwen. Zonder kennis van zaken in dergelijke ervaringen duiken is levensbedreigender dan kinderen laten spelen met nitroglycerine of dynamiet.”8
De ontroostbare pijn bij de dood van een gestorven familielid is allicht de grootste reden, waarom mensen zich tot het spiritisme aangetrokken voelen. Nieuwsgierigheid en naïviteit zijn twee minder ernstige redenen.
Wie na de dood van een geliefde achterblijft, zou, normaal gesproken, zijn leven moeten voorzetten, zich herpakken en de dingen aanvaarden, die buiten hun wil gebeuren. Mensen reageren echter meestal op een tegenovergestelde wijze: zij willen zich niet bij de gebeurtenissen neerleggen en komen in opstand. Zij willen de verbinding met de zielen, die in de andere wereld vertoeven, niet verbreken en ze weigeren de Kerk als enige middelaar in de zorg voor hun hart en ziel te aanvaarden. Ze willen de grens oversteken, die God tussen de twee koninkrijken trok, waarin de (eeuwige) ziel leeft. Hun angst brengt hen in conflict met de Goddelijke Voorzienigheid waardoor ze hun geestelijk evenwicht verliezen. Of andersom: deze angst leidt tot een latent onevenwicht, dat zichzelf manifesteert, zodra een reden zich aanmeldt, zoals bvb. de dood van een familielid.
De mens moet een degelijke kennis hebben over de dood en het leven. Hiervoor heeft hij genoeg tijd en mogelijkheden. Daarnaast moet hij zijn pijn overwinnen. Hij moet zijn geweten en zijn verlangen in toom houden en zich vanaf zijn jeugd kunnen verzoenen van de gang van het leven. Wanneer hij de balsem van het Christelijk Geloof weigert, zal hij geen schild hebben om zijn (geestelijke) gezondheid te beschermen. Liefde in de engste zin van het woord benadrukt en verlengt de pijn, die leidt naar obsessief gedrag en spiritisme. Zodra iemand het rijk der geesten betreedt, komt zijn mentale staat onder controle van de (boze) geesten. Het einde zal snel volgen. Uiteraard onderschrijven wij daarom ook ‘de vurige wens’ van Dr. Philippe Encaussee, die zijn medisch proefschrift besloot met de woorden: “Depressieve mensen, gedreven door naïviteit, angst of geestelijk onevenwicht, mogen niet verleid worden tot een (dwang)verlangen, dat door hen duur zal betaald worden, want hun beproefde ziel komt in groot gevaar.”9
Een andere opmerking betreft mensen, die min of meer buiten hun wil om, bezeten zijn door boze geesten: het zijn ogenschijnlijk gezonden mensen, die beweren dat de geest hen bepaalden ‘dingen’ influistert. Ze voelen hoe een tweede persoon innerlijk tot hen spreekt en soms voelen zij zich opgeslorpt door een geest, die beweert ‘een aartsengel’ of ‘een heilige’ te zijn, die de naam ‘Jezus Christus’ gebruikt in plaats van hun eigen naam. Bij ongelovige mensen, wordt deze tweede persoon(lijkheid) vaak een of andere belangrijke en historische figuur. Het is overduidelijk dat in dergelijke gevallen de persoonlijkheid uiteenvalt, de censuur van het geweten wegvalt en het onderbewustzijn van de mens volledig vernietigd is. Dergelijke mensen vormen een tragisch geval binnen het werkdomein van de neurologische pathologie.
De Heilige Vaders zijn eensgezind in het waarschuwen van de gelovigen voor de neveneffecten van dergerlijke ervaringen. Cyrillus van Jeruzalem schrijft hierover het volgende: “Vermijd te allen tijde het werk van de duivel. (…) Besteed geen aandacht aan astrologen. (…) Geef geen gehoor aan raadgevingen van heksen en tovenaars, bezweerders of mensen, die geesten oproepen!”10
Ook de woorden van Gregorius van Nyssa uit zijn brief aan Bisschop Theodosius brengen dezelfde boodschap: “Sommige van onze voorgangers waren van mening dat de heks inderdaad de ziel van Samuël heeft opgeroepen, omdat Samuël erg geleden had onder het feit dat God Saul de rug had toegekeerd. Zij geloofden dat de aanroeping van Samuël’s geest door God werd toegestaan, zodat Samuël de antwoorden van God aan Saul kon geven door een handigheidje van een heks. Zij geloofden dat de profeet bang was de ex-koning en zondaar te verliezen en daarom, zo argumenteerden ze, stond God toe dat de geest van de profeet werd opgeroepen door de magie van hekserij om te laten zien dat het verdedigen van Saul bij God zinloos was.
De Bijbel vertelt ons dat het Koninkrijk van het Goede door een afgrond gescheiden wordt van het Koninkrijk van het Kwade. God zegt immers bij monde van Patriarch Abraham in de parabel van Lazarus en de rijke dat geen enkele veroordeelde kan opklimmen tot de Hemel en dat niemand uit de Hemel kan afdalen tot de veroordeelden. Ikzelf weiger in dergelijke magische praktijken te geloven. Integendeel, het is mijn mening dat de waarheid alleen te vinden is in de Heilige Schrift.
Zelfs al bekleedt Samuël een hoge plaats tussen de heiligen, dan nog ben ik overtuigd dat hij vanuit de absolute rust waarin hij verkeerde, de afgrond tussen goed en kwaad nooit kon overbruggen. Niet onvrijwillig, niet vrijwillig. Hij kan dat nooit onvrijwillig gedaan hebben, want dat zou betekenen dat de boze de afgrond ook kon overbruggen en zo de profeet kon ontvoeren van bij de heiligen naar een andere plek. Ook het vrijwillig overbruggen van de afgrond is onmogelijk, want Samuël wilde zich nooit verbinden met goddeloze zaken. Wie ooit het goede heeft ervaren, wil niet langer vrijwillig met het boze omgaan. Bovendien is de afgrond zo breed dat niemand, vrijwillig of onvrijwillig, deze afstand kan overbruggen.
Hiermee komen we tot de kern van de discussie. Omdat de boze de vijand van de mensheid is, wil hij de mens dodelijk verwonden. Welke wonde is dodelijker dan hem wegnemen uit de sfeer van de Levenschenker, God, en hem, ook uit vrije wil, laten vallen in zijn eigen ondergang. Vele mensen verkiezen de aardse goederen boven de Hemelse Heerlijkheid en verlangen daarom hun toekomst te kennen. Ze wensen immers een ongelukkige toekomst ontwijken en een gelukkige toekomst te aanvaarden.
Om deze mensen die hun geest niet uitsluitend op God kunnen richten, tot zich te trekken, bedacht de duivel duizende listige, maar misleidende wijzen om de toekomst te leren kennen: voorspellen aan de hand van de vlucht van de vogels, het uitleggen van tekens, het luisteren naar orakels, het bestuderen van ingewanden, het aanroepen van doden, de toekomst opwekken in trance, het aanbidden van afgoden, het inhaleren van hallucinerende middelen, enz. Zodra een mens in deze duivelse valstrik gelokt wordt, is zijn ondergang onafwendbaar. Het is de duivel, die de mens aanzet zijn hoop te stellen op de vlucht van de aasgier, de beweging van een vogelvleugel, de werking van een lever of andere rariteiten. Het zijn middelen in de hand van de duivel, die de mens wil scheiden van God en hem genezing laat zoeken bij de boze. En de mens denkt en hoopt ook daar werkelijk te vinden wat hij zoekt.
(Een voorbeeld van een dergelijke misleiding is ‘het spreken uit de buik’, waardoor zielen van overledenen worden opgeroepen.) Toen zijn legers tegen hem in opstand kwamen, zocht Saul wanhopig naar een oplossing. Hij dacht dat (de gestorven) Samuël hem zou komen redden. Daarom trok hij naar de heks. Zij geloofde dat de duivel haar onder verschillende gedaanten bezocht, Saul kon echter alleen de heks zien. Toen deze haar magische rituelen begon en de fantasieën voor haar ogen zichtbaar werden, overtuigde de duivel Saul dat deze openbaringen ook werkelijk waren. Dit werd bevestigd, toen de heks de kledij van Samuël beschreef, die door Saul meteen herkend werd. Dit overtuigde Saul dat hij door het visioen van de heks niet werd misleid.
Wat zouden de ware dienaren van de Heer echter zeggen, als een vrouw beweert “goden, opgekomen uit de aarde” 12 en “een man, gekleed in een mantel” 13 te zien? Zouden zij bevestigen dat Samuël zichzelf getoond zou hebben en dat de heks daadwerkelijk goden uit de aarde heeft zien opstaan? Ook de Bijbel erkent de duivel: “Alle goden der volken zijn afgoden.” 14 Onderhield de ziel van Saul zich met de duivels? Zeker niet! Het is de geest in de heks, die met andere geesten deze vrouw misleidde, en door haar ook Saul in verwarring bracht. Deze demonische geesten lieten de vrouw zeggen dat zij goden waren, ze beschreven de kledij op de intonatie en wijze van een profeet. Zij voorzegden de toekomst, alsof deze een logisch gevolg was van eerdere gebeurtenissen. De demonische geest in de vrouw openbaarde zijn ware aarde, toen hij op het einde deze woorden sprak: “De Heer zal ook Israël met u in de macht der Filistijnen geven en morgen zult gij met uw zonen bij mij zijn.” 15 Tenslotte rest er nog één vraag, als Samuël inderdaad de opgeroepen geest zou zijn: hoe kan een man als Saul, schuldig aan zovele zonden, (in de eeuwigheid) bij Samuël zijn?” 16
In deze tijd verschijnen er veel publicaties over contacten met de andere wereld. Deze ‘gesprekken’, vooral met heiligen en de Heiland, dwingen ons onrechtstreeks tot een confrontatie met de Bijbel, waar deze dialogen hun schijnbare waarde verliezen. Vergeleken met de diepgang van een pagina uit de Heilige Schrift, verbleken deze teksten tot een ordinaire platheid. Het onderscheid tussen het sublieme karakter van de Bijbel en het belachelijke niveau van deze boeken is vanzelfsprekend. De literaire kwaliteit, de historische achtergrond en de verhevenheid van de gedachten van de Bijbel ontmaskeren de schaamteloze valsheid van deze hedendaagse geschriften, die niet kunnen geschreven zijn door zielen, die de andere wereld hebben betreden, maar die het waarmerk dragen van “de vader der leugen”17 en valse Christussen: “Velen zullen komen onder Mijn naam en zeggen: ‘Ik ben de Christus’. Zij zullen velen misleiden.”18
Het is de plicht van de Kerk hun zonen te behoeden tegen de verleiding onder de invloed te geraken van deze geestelijke rovers, de heksen en tovenaars, de waarzegsters en voorspellers. Daarom verbiedt de Kerk het spiritisme en waarschuwt ze de gelovigen geen gehoor te schenken aan deze “Goddelijke interpretatoren van het mysterieuze”. Daarom weerlegt ze elke twijfel met de raadgeving van Apostel Paulus aan de Thessalonicenzen.
2Thessalonicenzen 2:
7. Het geheimnis der wetteloosheid is reeds in werking. (…)
8. (…)
9. Daarentegen is diens komst naar de werking des Satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen
10. En met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden.
11. En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven,
12. Opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid.
Allen die de verborgen mysteries van God op een onjuiste of valse wijze interpreteren, bewandelen de goddeloze weg.
1 Luc. 16,31
2 Philippe Encausse, Sciences occultes et déséquilibre mental
3 Alajovanine
4 Helena P. Blavatsky
5 Stanislas de Guaita
6 Allan Kardec
7 Laiquel-Lavastine
8 C.W. Leadbeater
9 Philippe Encausse
10 Cyrillus van Jeruzalem, Catechese VI
11 Gregorius van Nyssa, Brief aan Theodosius
12 1Sam. 28,13
13 1Sam. 28,14
14 Psalm 96,5
15 1Sam. 28,19
16 Gregorius van Nyssa, Brief aan Theodosius
17 Joa. 8,44
18 Mat. 24,5