Vele mensen slaan geen acht op de woord van God, hoe onweerlegbaar duidelijk deze hen ook bereiken. Wanneer mensen zich niet naar God wenden, zelfs niet nadat zware beproevingen hun leven hebben gebrandmerkt, dan verkeert hun leven in groot gevaar en komen ze in doodsnood. Een vierde bazuin weerklinkt, dringender en indringender dan ooit voordien.

Ons leven is van God, “want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij.”1  God is het fundament, de ondersteuning en het doel van ons leven. Als wij Zijn weg volgen, is de kern van ons leven door God beveiligd. Indien wij echter Zijn weg niet volgen en ons laten af- en misleiden tot duistere handelingen en ongerechtigheden, vernietigen wij onze ziel. Het lichaam zal snel wennen aan deze kwalijke gewoonte en zich nog moeilijk kunnen aanpassen aan de deugdzame leefwijze. God zal zich tenslotte uit ons leven terugtrekken. Dat doet Hij echter niet meteen na het bedrijven van onze eerste zonde. Integendeel, Hij verdraagt de verdwaalde mens nog een tijdlang en poogt hem voortdurend door zijn (op)roepen te bereiken.

Onze dood is van Satan. Wanneer mensen zich volledig aan de wil van de demonen onderwerpen, brengen ze hun eigen leven en dat van de medemens in gevaar. Wanneer hun hart zich hecht aan (de dingen van) de wereld en zij vooral de bevrediging van hun lichamelijke noden en verlangens nastreven, en niet de geestelijke, zal hun geest dermate verward geraken dat zij het goede en het ware niet meer kunnen onderscheiden van het kwade en het valse. Op dit ogenblik wordt Gods afbeelding in hun hart en geest overschaduwd, totdat zij uiteindelijk niets meer over God willen horen. En dan weerklinkt het vonnis van de rampspoedige dood. Eerst is er de spirituele dood of het atheïsme, het totale gebrek aan geloof. Vervolgens komt de lichamelijke dood, die afhankelijk is van de begane zonden en die dient als waarschuwing voor elke medemens…

Aanvankelijk leefde een mens langer dan vandaag. “Zo waren al de dagen van Metuselach negenhonderd negenenzestig jaar en hij stierf.”2  Naderhand vermenigvuldigde de mensheid zich op aarde en de schade door de zonde (o.a. overspel) verspreidde zich. En God sprak: “Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben. Hij is vlees. Zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn.”3 Na verloop van tijd en toen de zonde nog in omvang toenam, sprak David: “De dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, en, indien wij sterk zijn, tachtig jaren. Wat daarin onze trots was, is moeite en leed, want het gaat snel voorbij en wij vlieden heen.”4

Dit was de levensduur van een mens in de oude tijden. Vandaag zijn talrijke ziektes en talloze oorlogen de oorzaken van een vroege dood. Toch mogen wij niet vergeten dat ziektes, als straf voor onze zonden, niet kunnen gebeuren zonder toelating van God.

We leven thans niet meer onder de Wet van het Oude Testament, maar in het Koninkrijk der Genade, dat ons door onze Heiland Jezus Christus werd geschonken om onszelf te redden. Een onwetende of ongehoorzame mens zal door zijn zonde tegenover Christus komen te staan, de genade verliezen en toch door de Wet veroordeeld worden. Een wrede bestraffing, zoals dood tijdens een gruwelijke oorlog of een hemeltergende rampspoed, wacht hem. Er staat immers geschreven:

1.   “Wie zijn vader of moeder slaat, zal zeker ter dood worden gebracht.”5

2.   “Wie zijn vader of moeder vervloekt, zal zeker ter dood worden gebracht.”6

3.   “De man, die in overmoed handelt door niet te handelen naar de priester, die daar in dienst staat van de Heer, uw God, of naar de rechter, die man zal sterven.”7

4.   “Gij zult de sabbat onderhouden, want deze is iets heiligs voor u. Wie hem ontheiligt, zal zeker ter dood gebracht worden.”8

5.   “Een tovenaar zult gij niet in leven laten.”9

6.   “Alwie met een dier gemeenschap heeft, zal zeker ter dood gebracht worden.”10

7.   “Geen enkele weduwe of wees zult gij verdrukken. Indien gij dezen toch verdrukt, voorzeker zal Ik, indien zij luide tot Mij roepen, hun geroep horen en Mijn toorn zal ontbranden en Ik zal u met het zwaard doden, zodat uw vrouwen weduwen worden en uw kinderen wezen.”11

8.   “Het zwaard werd gesmeed om de ongelovige te verdelgen.”12

9.   “Ieder die op de sabbatdag werk verricht, zal zeker ter dood gebracht worden.”13

10.      “Allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen.”14

11.      “Wie dus op onwaardige wijze het Brood eet of de Beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het Lichaam en Bloed des Heren. (…) Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt. (…) Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen.”15



De eerste die de Heilige Communie roofde, was Judas Iskariot, de zoon des verderf, die zichzelf ophing. “Voorovergestort, is hij midden opengereten en al zijn ingewanden zijn naar buiten gekomen.”16 Zo ontving Judas de terechte vergelding voor zijn misdaad. Indien wij echter op dezelfde wijze handelen, zetten wij de klok van onverwachte gevaren in beweging, die wij op onze weg hebben geplaatst.

Het zijn dergelijke zaken, die wij moeten verwijderen uit ons leven: ze zijn immers voortekenen van een dodelijk gevaar, een scherpsnijdend zwaard dat onzichtbaar ons leven bedreigt. Indien wij toch halsstarrig onze geest tegen Gods wil gericht houden in plaats van ons leven opnieuw (in) te richten gedurende de tijd, die God ons heeft verleend, dan zal de beker van ongerechtigheden overstromen. Het zwaard zal vallen en het lichaam onthoofden van de mens, die zijn zinnen en zijn verstand verloren had.

1  Hand. 17,28
2  Gen. 5,27
3  Gen. 6,3
Psalm 90,10
Ex. 21,15
Ex. 21,17
Deut. 17,12
Ex. 31,14
9  Ex. 22,18
10 Ex. 22,19
11 Ex. 22,22-24
12  Wijsheid van Jezus Sirach 39,36
13  Ex. 31,15
14 Mat. 26,52
15 1Cor. 11,27-30
16  Hand. 1,18

Gastenboek

Laat een bericht achter in ons gastenboek!

gastenboek

Ga naar boven