Om de mensheid toe te laten de filter van de dood te overleven, plantte God in de menselijke natuur enkele fundamentele instrumenten, de instincten, zoals zelfbehoud en het zorgen voor een nageslacht. Dit hebben we gemeen met alle andere levende wezens. Toch zijn er superieure instincten, die alleen maar bij (de meeste) mensen. De instincten, die elk levend wezen bezit, behoren tot het domein van het over(leven). Het is slechts de mens, die deze instincten kan ‘bijsturen’ op basis van zijn wil, zijn vrije keuze of zijn geweten.

Dit bijsturen van de instincten kan op twee wijzen gebeuren. Ofwel naar wanorde, wanneer de instincten verworden tot passies of hartstochten. Ofwel naar transformatie of sublimatie, wanneer de mens deugdzaamheid en gerichte ascese nastreeft. Immers, dat de menselijke natuur verrijkt werd met de gave van de vrije keuze, leidt steevast tot ofwel een ongeregeld leven van een slaafs bevredigen van de passies of hartstochten, ofwel een overwinning op de hartstochten door ascetische inspanningen.

  Zelfs op jonge leeftijd en in een vroeg stadium dient dit onderscheid van de beide naturen in de mens benadrukt te worden: de ene is fysisch en biologisch, de tweede is geestelijk of spiritueel en ervaart het lichaam als een gevangenis. Ofschoon wij twee naturen hebben, vormen het lichaam en de ziel een eenheid. Later zullen wij deze eenheid als volmaakt ervaren, zoals op het ogenblik dat wij door God werden geschapen. Dit zal gebeuren op het einde van de mensengeschiedenis, bij de opstanding der doden.

Hier op aarde vindt er  in elke mens een onzichtbare en nooit eindigende strijd plaats tussen het goede en het kwade. Deze strijd duurt voor iedereen een mensenleven lang, zolang het mensenras op aarde leeft: het is verboden vrucht van de kennis van goed en kwaad, dat de mens nuttigde op aanraden van de slang.

Dit zijn de instincten of bestaanswetten, die in onze geest werden geplant. Ze werden door de zonde vergiftigd, waardoor hun (juiste) functie werd gewijzigd en zij verwerden tot hartstochten of passies:

- Voedsel en drank: gulzigheid, verslaving
- Eigendom: hebzucht, diefstal
- Nageslacht: overspel
- Gezag: heerszucht, trots

  Hoe kan een instinct, door God beschouwd en voorzien als een essentiële wet voor de menselijke natuur, veranderen in een hartstocht? Op deze vraag antwoordt een Christelijke geneesheer: “Het voldoen van elk instinct van de menselijke natuur gaat gepaard met een ervaren van plezier. De mens, en alleen de mens, kan en wil de biologische ervaring van een instinct in tweeën verdelen, nl. het doel van het instinct en het ervaren van plezier bij het vervullen ervan. De mens kan kiezen voor het ervaren van het plezier, zonder dat er een noodzaak is voor ‘instinctief gedrag’. Deze vrije keuze eist echter een zware tol, nl. het verlies van de gezondheid, de vrijheid en de superieure instincten, wat ook gevolgen kan hebben op erfelijk vlak.

De Kerkvaders noemden de dominantste hartstochten ‘demonen’, omwille van hun verslavend karakter, hun oorsprong en werking op die diepste niveaus van de menselijke natuur en hun mogelijk nefaste invloed op het geestelijke evenwicht, waardoor de geest zich tegen God kan keren. (Joannes van de Ladder, d.i. Joannes Climacus, somde in zijn boek een zevental dodelijke hartstochten op.) De meest prominente demonen zijn de duivels van hebzucht en gulzigheid, van overspel, van jaloersheid, van trots en van wraak.

Een neuroloog-psychiater identificeerde voor elke hartstocht die de Kerkvaders beschreven, een endocriene klier. Het is een medisch feit dat endocriene klieren de biologische basis vormen van de hartstochten. Daarom bepaalt het functionele (on)evenwicht het welzijn van de gehele mens.

Wanneer we ons het bovenstaande schema van de vier hartstochten herinneren en wij onszelf van deze passies willen bevrijden, dan komen we oog in oog te staan met de drie monastieke geloften.

In deze geestelijke strijd streven wij er niet naar om de instincten hartstochtloos te maken, maar om de mens (de monnik) volledig vrij te maken van elke instinctieve neiging). Zolang we onszelf binnen de grenzen van de redelijkheid bevinden, eten en drinken we en beschermen we ons tegen slecht weer. We houden ons lichaam gezond om, zoals voorzien, zo lang mogelijk in deze wereld te (over)leven met als enig doel de vergoddelijking te bereiken. Indien echter iemand meent dat hijzelf het enige doel in zijn leven is, zal hij niets (in)zien: De hartstochten hebben zijn horizon met wolken versluierd en zijn visie op de wereld beperkt. Deze mens werd een biologisch product van de natuur, louter vlees. Wanneer enkel de vleselijke natuur in de mens aan bod komt, verdwijnen de natuurlijke krachten van de ziel (d.i. de geest en zelfs het geweten). Hierdoor neemt de geestelijke strijd tussen goed en kwaad een nieuwe en klinische vorm aan en krijgt deze strijd een psychoanalytisch aspect.

In de eerste plaats is de psychofysische structuur van de mens een gesofisticeerd en accuraat mechanisme van interrelaties. Dit mechanisme in de mens is echter sinds de schepping ondergeschikt aan twee bepalende controlevormen, nl. de rede(lijkheid) en het geweten.

Het centrum van de rede(lijkheid) (in medische termen: inhibitie) bevindt zich in de hersenen en beschikt over alle biochemische mechanismen (neuro-psychische, neuro-endocrine, neuro-motorische en neuro-statische), waardoor alle informatie kan worden goedgekeurd of genegeerd. Wat houdt deze informatie in? Deze informatie omvat alles wat van buiten en van binnen het lichaam komt: waarnemingen, gevoelens, herinneringen, wensen, angsten, enz. maar ook en in het bijzonder, de aanbevelingen van het geweten. De Kerkvaders omschreven het geweten als “een uitzending van gedachten naar de geest, zodat deze kan zien welke gedachten aanvaard of verworpen moeten worden.” Wat er dient te gebeuren, wordt hier beslist in een fractie van een seconde. De hersenen werken op twee verschillende snelheden. Ofwel is er, bij voldoende tijd, een deliberatie of overweging, ofwel is er, bv. bij levensgevaar, een reflex. Een beslissing kan in een fractie van een seconde gebeuren, maar het komt ook voor dat, indien nodig, het geweten of de bewegingsmogelijkheid wordt stilgelegd, afhankelijk van de ernst van het ongeval of de diepte van een ervaring, een impressie of indruk. Sommigen zijn zo ‘zwak’ dat ze ‘het bewustzijn verliezen’ bij het zien van enkele druppels bloed. 

Het geweten daarentegen, het tweede bewakingsmechanisme van het menselijk leven, heeft geen biologische ondersteuning en wordt bepaald door de ziel en het religieuze leven van de mens.

We herinneren de lezer dat wanneer de instincten functioneren binnen de normale parameters, ze een gemeenschappelijk doel hebben, nl. de sterfelijke mens in leven te houden. Het zijn blinde krachten uit de natuur, die zich proberen op te dringen aan de geest. Tussen de filter van de geest, gesitueerd in de hersenen, en de blinde kracht van de instincten groeit een spanning, een conflict, ja zelfs een heuse oorlog, die leidt tot een complete chaos. Als de mens zijn instincten gebruikt voor het door God voorziene doel, zullen deze hem geen kwaad berokkenen, want er is goedkeuring en voldoening bij het volbrengen van de oorspronkelijke en gewettigde doelen. Helaas, de meerderheid van de mensen verstoren deze oorspronkelijke doelstellingen: ze streven enkel het beleven van het plezier na, dat de instincten hen kunnen schenken en worden op die wijze slaaf van hun instincten. De filter van de geest verzwakt, de instincten nemen de leiding van de geest over, de mens verliest zijn vrijheid. Het geweten van een mens, die een slaaf wordt van zijn instincten, verliest de kracht om zijn fouten te belijden: het lijkt te zijn ingedommeld en te functioneren vanuit een ‘stand by-modus’. Vanuit deze toestand van ongeloof en minachting t.o.v. God begint hij een leven in zonde. Zonde immers betekent de morele nederlaag van het geweten veroorzaakt door Satan door de hartstochten van het lichaam. De blinde kracht van de instincten, oorspronkelijk bedoeld om het leven in stand te houden, neemt toe, wanneer ze uitgroeien tot hartstochten, die de redelijkheid van de geest slopen en de complete vernietiging en eliminatie van het licht van het geweten bewerkstelligen.

Dit betekent geenszins dat het geweten ondeugd en zonde goedkeurt of dat het geweten ooit vernietigd kan worden. De gevallen, menselijke natuur kan enkel een zonde begaan, omdat de rem van het geweten door de hartstochten wordt ontkend. Het gevolg hiervan is een bezwaard geweten, de aanklager, met wie de mens een leven lang in vrede moet leven. Een bezwaard geweten houdt zich niet rustig, tot de mens zijn nederlagen overdenkt en zich afwendt van de zonde om zo Gods vergeving te ontvangen. Wanneer echter de morele nederlagen (zonden) elkaar als in een kettingreactie snel opvolgen, zijn de sancties (straffen) van het geweten ernstiger dan enkel maar een waarschuwing (aanklacht). Aanvankelijk is er slechts een (klein of groot) mentaal onevenwicht, waarvan de mens nog kan herstellen. In een later en ernstiger stadium volgen echter schizofrenie, paranoia, acute krankzinnigheid en tenslotte zelfmoordpogingen. Dit zijn de zware, organische gevolgen, wanneer iemand zijn geweten als geestelijk instrument overlevert aan de hartstochten en dus in donkere rampspoed wegzinkt. Het is het lugubere einde van een zondevol leven.    

Gedachten, hoe krankzinnig, onrein en verderfelijk ook, zijn evenwel nog geen zonde, ook al dringen zij zich op aan een gezonde geest. Zonde begint slechts bij de toestemming tot handelen en bij de handeling zelf.

Na het voorgaande moet het verschil duidelijk zijn tussen enerzijds het lichamelijke en de geest van zonde, en anderzijds de nieuwe mens en de Heilige Geest. Dit onderscheid is een afgrond, een ware kloof. Wanneer de oude mens in opstand komt tegen de nieuwe mens en zijn biologische ‘rechten’ blijft opeisen en zijn hartstochten blijft navolgen, komt het tot een eindeloos conflict tussen de beide geesten. Gods Geest trekt zich terug uit de mens, waardoor ellende en bestraffing het leven van de mens overspoelen. Het lijkt wel een persoonlijke zondvloed, zoals de wereld die moest ervaren ten tijde van Noach: “Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben. Hij is vlees. Zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn.”1  Zo ook was de perverse ontucht in Sodom: “Groot is het geroep over haar voor de Heer. Daarom heeft de Heer ons gezonden om haar te verwoesten.”2  En een brand verwoestte de steden Sodom en Gomorra. Het vuur brandde tot vierhonderd meter diep en vormde de Rode Zee, die tot op de dag van vandaag nog steeds radioactief is.

Laat ons thans de spanning tussen de geest en de hartstochten grondig analyseren. Wat is het biologisch mechanisme van het reproductieve instinct, d.i. het instinct van de voortplanting? Dit instinct staat tegenover de gelofte van kuisheid of maagdelijkheid. Dit instinct is fysisch gelinkt aan een endocriene klier, die een chemische substantie afscheidt in het bloed, die in de hersenen de cortex, d.i. de buitenste laag van de grote hersenen, prikkelt. Deze actie bestaat uit een reeks gedachten en beelden, die zich in de geest vertonen, opdat het instinct bevredigd zou worden. Het instinct vraagt toestemming aan de geest, die deze vraag positief of negatief kan beantwoorden. Het geweten, dat het leven beschermt, introduceert twee elementen met een transcendent perspectief, de Naam van God en het Kruis van Christus. De Naam van God jaagt de duivel schrik aan. Het Kruis van Christus is het offer van zelfverloochening en het bekampen van de (lichamelijke) pleziertjes. De Kerk getuigt: “Heer, U schonk ons Uw Kruis als wapen tegen de duivel.”

Wanneer deze krachtige en lichtstralende gedachten van weerstand en verzet worden bevestigd door ons integer, beleefd geloof en wij weten dat Christus Zelf in onze plaats de duivel bestrijdt, dan zal er op een organische wijze en chemische reactie plaats vinden, waardoor de prikkeling door antilichamen wordt geneutraliseerd. Hierdoor verdwijnen alle gedachten, beelden en voorstellingen en worden het evenwicht en de rust in de geest hersteld, zoals ook de storm op de woeste zee tot bedaren werd gebracht door Jezus, toen Hij over het water naar Zijn Leerlingen liep. Het bedwingen van deze storm van gedachten en beelden zal ongetwijfeld een zelfde belijdenis ontlokken: “Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon!”3  Dergelijke letterlijk ‘diepgaande’ (< Lat. de profundis: uit de diepte) belijdenissen heroriënteren de negatieve energie van de blinde kracht van hartstochten tot de positieve energie van Gods Liefde voor de mensen. Deze energie heeft een veel hogere waarde en een verhevener kwaliteit en vernietigt de louter lichamelijke liefde voor de mens. Op deze wijze put het religieuze leven hernieuwde kracht uit menselijke hulpeloosheid, die een kans biedt voor een Goddelijke tussenkomst en openbaring.

 Toch blijft de woeste zee van hartstochten beuken op de omwalling en de dammen van het menselijk wezen. Het lichaam is onverschillig, zijn krachten zijn verblind. De werking van het endocriene systeem wordt slechts verzwakt, verslagen of geneutraliseerd door een ketting van conflicten of crisissen. Steeds opnieuw worden in de klieren hormonen geproduceerd. Satan is helemaal nog niet uitgeteld op aarde: enkel in het Komende Koninkrijk zullen mensen niet langer huwen en zich vermenigvuldigen. Het gevecht met ‘de gedachten en de beelden’ blijft duren, de mens raakt vermoeid en uitgeput. Een plotse verrassingsaanval kan wrede gevolgen hebben: de mens wordt in een hoek gedreven, hij voelt zich bedreigd en bang. Hij voelt zich overweldigd, krachteloos, zelfs wanhopig. Maar God geeft nooit op. Hij geeft de mens nooit op, zelfs niet als in zijn geest voortdurend gedachten en beelden van haat voor God opduiken of als hij niet eens meer de kracht of de moed vindt om te bidden. God geeft nooit op, ook niet als enkel nog geduld het laatste gebed lijkt te zijn in deze innerlijke strijd.

1 Gen. 6,3
2 Gen. 19,13
3 Mat. 14,33

Gastenboek

Laat een bericht achter in ons gastenboek!

gastenboek

Ga naar boven