Het gebod ter vervolmaking werd aan de Hebreeërs geschonken in het Oude Testament. “Ik ben de Heer, uw God. Heiligt u en weest heilig, want Ik ben heilig.”1 Later werd het in het Nieuwe Testament specifiek voor de Christenen herhaald: “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk Uw Hemelse Vader volmaakt is.”2 Perfectie en heiligheid zijn een norm voor onze nabijheid of afstand tot God. Daarom kunnen de soldaten van de geestelijke strijd in drie legers worden verdeeld: “de geroepenen, de uitverkorenen en de gelovigen”3 , of m.a.w. de beginnelingen, de gevorderden en de volmaakten.
Eén leger Christenen, die een exclusieve, innerlijke roeping hadden voor het geestelijke leven en dit als hun enige levensdoel hebben gekozen, zijn de monniken. Net zoals burgers het leger vervoegen en alle zorgen en belangen bij hen thuis achterlaten, zodat deze geen obstakel zouden worden tijdens het uitvoeren van hun dienst, zo handelen ook de monniken, de asceten van de redding. Ze laten alle wereldse zorgen over aan de Heer des Hemels.
Wanneer de geboden en het Bloed van het Lam voldoende zijn om iemand tot volmaaktheid te leiden, dan moeten de raadgevingen van het Evangelie tot geboden worden voor hen, die de genade hebben ze ook na te leven. Vele mensen bezitten deze genade, zoals blijkt uit hun levensloop, maar deze genade wordt niet ontwikkeld of ontvouwd door gebrek aan verlichte raadgevers. De belangrijkste raadgeving uit het Evangelie of m.a.w. het meest noodzakelijke gebod ter vervolmaking is het breken met de wereld. Wie ooit door de wereld werd bedrogen, aarzelt niet, wanneer de keuze zich opdringt tussen de prijs van een oppervlakkig leven in de wereld en de prijs van een rein en verlicht leven in Gods Heerlijkheid, na dit aardse leven, zelfs al zou hij de gehele wereld tot aan het einde der tijden aangeboden krijgen. Vergeleken met een ogenblik Goddelijk Licht, lijken alle diamanten ter wereld slechts stof. “Wat zou het een mens baten, als hij de gehele wereld won, maar schade leed aan zijn ziel?”4
Het negeren van de wereld is een geloofservaring, die je kunt beleven zowel in het centrum van de grootstad, als in het midden van de woestijn. Iedereen die gered wenst te worden, zal de keuze van verwerping van de wereld moeten maken.
De monniken, die “de kennis van heil”5 , de sleutel tot bekering en hun transfiguratie in het leven na de dood willen verwerven, leggen voor God drie geloften af: armoede, maagdelijkheid (zuiverheid) en gehoorzaamheid. Wanneer deze geloften worden afgelegd vanuit een onwankelbaar vertrouwen en geloof, dan vernietigen ze één voor één alle hartstochten en bevrijden ze de monnik uit alle hinderlagen van de duivel. Dit is immers de raad uit het Evangelie voor hen, die de Heiland willen volgen.
Armoede is het bannen van elke vorm van geld- en hebzucht, gulzigheid of verlangen naar rijkdom uit de ziel. De ziel van zo’n mens is onthecht van al deze zaken. Zelfs al wordt hem een fortuin aangeboden, dan nog zag hij door deze rijkdom niet beïnvloed worden en zijn zelfcontrole verliezen.
Maagdelijkheid of reinheid of zuiverheid is blijvend weerstand bieden aan ontucht en overspel. Het vereist de menselijke natuur te temmen en elke hartstocht te verjagen om de staat te bereiken, die de mensheid had vóór de zondeval van Adam.
Gehoorzaamheid is echter de zwaarste belofte en wordt ook wel door velen “het levenslange martelaarschap” genoemd. De moeilijkheid situeert zich in de koppigheid van de menselijke natuur, die door de zonde werd aangetast, maar ook in het kleine aantal ervaren geestelijke vaders. Indien de raadgeving van een geestelijk vader niet wordt ondersteund door de ervaring van een eigen verlicht en geestelijk leven, vrij van elke hartstocht, dan is de enige weg naar volmaakte gehoorzaamheid de kracht van de genade of de genade van de kracht. Het is een gehoorzaamheid, die een menselijke geest belet een woord of opdracht te interpreteren. Een monnik zal een gegeven woord of opdracht aanvaarden, ook al kost het hem zijn leven. De gehoorzame monnik zal nooit eigen profijt beogen of een taak bewust minimaliseren: hij is blij dat zijn geestelijk vader alle wereldse zorgen op zich heeft genomen en hem gered heeft uit alle gevaren van het nadenken en beslissen. Wie vooruitgang boekt op de weg naar de vervolmaking, kan enkel nog bij een heilige te rade gaan. Helaas, al te vaak ontvluchten de zeldzame heiligen ook nog de dienst om anderen te zeggen, wat ze moeten doen.
Het beluisteren van mensen kan heilzaam zijn voor het geestelijk leven, want gehoorzaamheid is aanbevolen in de strijd tegen de hartstochten. Wie zijn trots wil verliezen, moet erop toezien dat de eigen mening en de ijdelheid geen bedreiging vormen voor Christus’ heiligheid. Volmaakte gehoorzaamheid bereikt de mens bij “het afsnijden van de eigen wil“. Misschien is “onthoofden van de eigen wil” een betere uitdrukking. De volleerde luisteraar wordt niet in verwarring gebracht door de tegenstand van de eigenliefde, noch door de wereldse zorgen, die hem van de Hemel afleiden. Gehoorzaamheid is zelfverloochening en het opnemen en dragen van Christus’ Kruis, vandaag en elke dag van de toekomst. “Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij.”1 Het leert de mens nederigheid, die de hartstochten, die de ziel bedreigen, overwinnen. Het bedaart elke onrust en stopt elk uitwendig initiatief, waardoor alle energie wordt gericht op het verwerven van de deugden.
De gehoorzaamheid wist de uiterlijke persoonlijkheid uit. Als de leerling gehoorzaam is, wordt zijn gehele wezen omgevormd tot heiligheid. Het is mogelijk dat deze transfiguratie door niemand wordt opgemerkt, tenzij door God. Zo-doende bouwt de dienaar Gods een innerlijke persoonlijkheid op, waarbij hij zijn eigen lichaam vertrapt, alsof het tot een ander mens behoort.
“Koestert (…) gedachten tot bedachtzaamheid, naar de mate van het geloof, dat God elkeen in het bijzonder heeft toebedeeld.”2 Laat niemand deze maat aanpassen en lui worden of berusten in de innerlijke strijd. Het ontwikkelen van alle gaven en talenten, die de Heilige Geest ons bij onze geboorte heeft geschonken, noemen wij ‘de vervolmaking of de perfectie’ en dat is het criterium waarop wij worden geoordeeld. “Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het Beeld Zijns Zoons, opdat Hij de Eerstgeborenen zou zijn onder vele broeders. En die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen.”3 De priester zal proberen alle obstakels en elke onwetendheid te verwijderen, waardoor Gods Wil in ons ruimte krijgt om te bloeien en vrucht te dragen. Een biechtvader of priester toont alle plannen, die God als een zaadje in elk van Zijn kinderen naar de mate van hun geloof heeft geplant. Daarom heeft elke mens nood aan een biechtvader. Immers, wat in het geestelijk leven wordt bereikt zonder raadgeving of nederigheid, leidt tot bedrog en misleiding en de schade hiervan is groter dan wat de hartstochten zelf kunnen aanrichten. “Door zijn kennis zal Mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken en hun ongerechtigheden zal hij dragen.”4 Het is een dergelijke vriendschap met God, waardoor de priester de wil van de mens ombuigt naar Gods Wil, waardoor de mens zal wensen, wat God wenst. Zo worden wij aan God gehoorzaam, zoals Jezus Christus dat ook was. “En in Zijn uiterlijk als mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des Kruises.”5 De rechtvaardige priester, de dienaar Gods, zal de voorkeur van de mens ombuigen naar Gods voorkeur, waardoor de mens zal liefhebben, wat God liefheeft, waardoor de beminnelijkheid van de Vader, die Jezus bezielde, ook in ons zal zijn. “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was.”6
De priester zal onze geest, die ronddwaalde in de woestijn, herstellen en richten, zodat deze een zetel wordt voor Christus-God, “in Wie al de schatten der Wijsheid en Kennis verborgen zijn.”7 Laat niemand echter proberen deze weg alleen te bewandelen: hij zal zeker mislukken en misschien zelfs verkeerd eindigen. Alle gaven en talenten, die tijdens onze bestemming op ontluiking wachten, worden beschermd en omheind door pijn en lijden. De mate waarin deze gaven en talenten zullen ontluiken, hangt af van de mate waarin wij de pijn en het lijden vreugdevol zullen dragen. Het goede dat wij verwerven, is rechtevenredig met de pijn, die wij kunnen verdragen bij de verwezenlijking ervan. De mate van troost, die wij anderen aanbieden, hangt af van de bitterheid die wij zullen drinken voor hen, die wij willen troosten. Hoe stralender Gods Liefde in ons schittert en hoe krachtiger Zijn Waarheid in ons werkzaam is, hoe meer haat wij met genoegen zullen dulden voor God…
Het is goed te beseffen dat Gods genade ons een grotere gelijkmoedigheid en weerstand biedt tegen de problemen, die we zullen ondervinden bij het ontplooien van onze gaven en talenten. Indien we geduldig volhouden, zullen alle problemen wijken als gevolg van een Goddelijke beschikking.
In het begin concentreert het gevecht zich op het zich losmaken van de hartstochten, het bewaken van de poorten van de zintuigen en het aldus beletten dat het nageslacht van de duivel zich een toegang verschaft en zich in ons nestelt. Indien dit addergebroed in ons kan opgroeien, is het moeilijker om dit alsnog buiten te werpen. Zodra deze duivelse lusten zich manifesteren, moet de mens hun kop op de rots verpletteren, waardoor hij niet meer kan gedwongen worden tot een later gevecht. De vloed aan gedachten mag wie de strijd aanvangt, niet verontrusten. Zonder gedachten leven is even onmogelijk als de wind vangen, maar wie leeft volgens het Goddelijk Gebod, zal niet door stormwinden worden beproefd.
Beginnelingen, onervaren in de strijd, kunnen merken hoe de Naam van Jezus hen bevrijdt uit de strikken van de demonen. Ze worden gedwongen een grotere nederigheid te verwerven voor God in het besef dat Hij in hun plaats de strijd zal voeren. De enige zorg voor een beginneling is het droog leggen van alle stromen van hartstocht, die het hart bevloeien, en hierbij zijn geest niet te laten opvliegen naar de wijdse luchten van speculaties en wensdromen, want daar woeden de stormwinden, die de vleugels van de geest breken.
De menselijke geest wordt talloze keren beproefd en kan gemakkelijk worden geraakt door de magie van een ongekende, wereldvreemde hartstocht. Daarom waarschuwen de Kerkvaders tegen dergelijke bekoringen, want in de ‘andere wereld’ schuilt menig gevaar, waardoor een beginneling als in een draaikolk kan worden meegesleurd. Een beginneling moet onwankelbaar de poorten van de stad (d.i. zijn zintuigen) bewaken, zodat geen vreemde verlangens er ingang vinden.
Voor sommigen is de tijd van ascese en beproeving kort, voor anderen lang, voor derden hard en moeilijk. Soms duurt deze tijd ook een leven lang. Zij die niet oordelen of veroordelen, zullen volgens het woord van de Heiland het Koninkrijk met minder moeite verwerven: “Oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden. Veroordeelt niet en gij zult niet veroordeeld worden.”8
Het is onmogelijk Christus in ons te ontvangen en tot het tweede leger van krijgers, de uitverkorenen of de gevorderden, gerekend te worden, als wij de bron van het kwaad, d.i. de hartstochten, niet hebben ontworteld, deze plek van onkruid niet hebben verbrand met onze tranen van berouw en de verwondingen en kneuzingen, ons door de hartstochten toegebracht, niet hebben verzorgd en geheeld. Het leger van de beginnelingen of de geroepenen vindt haar woning in de zaligheid van de totale armoede. Niets kan nog het hart van deze strijders bederven of besmetten. Ze hebben elke hartstocht vrijwillig verjaagd of gedood. Ze werden arm en rein, een lelie in een woestenij.
1 Lev. 11,44-45
2 Mat. 5,48
3 Openb. 17,14
4 Mat. 16,26
5 Luc. 1,77
6 Luc. 9,23
7 Rom. 12,3
8 Rom. 8,29-30
9 Jes. 53,11
10 Filp. 2,8
11 Filp. 2,5
12 Col. 2,3
13 Luc. 6,37