Mettertijd werd Satan bekwamer in het verleiden. Met een zegevierende glimlach laat hij mensen zich tegen God keren. “Uw tegenstander, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden.”1  Wie God liefheeft, maar zonder raad of bevraging zijn levensweg bewandelt, wordt door een schijnheilige Satan misleid en onderricht om God lief te hebben en Hem voortdurend te loven. Deze mens beseft niet dat hij eer betuigt aan een vreemd wezen. Op zo’n ogenblik injecteert de duivel wat kwade kracht in het geloof van zijn slachtoffer. De listige demon merkt op wat God doet en hij doet net hetzelfde. God stuurt dienaren, dat doet hij ook. God verschijnt in visioenen, dat doet hij ook. God leert ons de medemens onvoorwaardelijk lief te hebben, dat leert de duivel ook. M.a.w. hij kopieert wat God doet, maar hij vernietigt vele mensen met talrijke valse creaties. Satan toont zich vermetel en onbeschaamd: hij kan zelfs het Heilige Licht nabootsen. Hij kan evenwel niet zo dichtbij komen, dat hij het Heilige Licht kan veranderen. Dit zou hem verteren en vernietigen. Satan kan niet in Gods Licht blijven, maar hij kan zelf lichtstralend worden en hierdoor velen misleiden, vooral hen, die wanhopig zoeken naar de gaven van God, zonder dat zij de voortdurende staat van nederigheid hebben bereikt. “Immers, Satan doet zich voor als een engel des Lichts.”2  “Er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden misleiden.”3  “Velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: ‘Ik ben het.’ en ‘De tijd is nabij.’ Gaat hen niet achterna.”4   Hij zal jullie vervolgens immers uitsturen om allerlei zaken te doen… Dit zijn de dagen, waarvoor de Heer Jezus in dit citaat van Lucas waarschuwde.

Laat ons daarom even stilstaan bij de vele waanvoorstellingen, waardoor vele misleide mensen zelfs het leven van anderen erg veel schade berokkenen. De duivel gebruikt vooral het lokaas van de menselijke eigenliefde. Dit lokaas kan de mens tot de vernietiging leiden, maar ook tot verlossing. Toch dient hier gewaarschuwd voor ‘de verleiding tot verlossing', waarbij misleide mensen menen verlost te zijn, zonder evenwel het rechte pad en de Goddelijke Wet te hebben gevolgd. Daarnaast is er ook ‘de verleiding tot heiligheid’ en ‘de verleiding tot zendingsijver’, waarin iemand aangespoord wordt de boodschap van ‘God’, d.i. de duivel, te verkondigen. Voorts is er ook nog ‘de verleiding tot martelaarschap’. Zij, die weigeren inspanningen te leveren, zijn enggeestig: ze denken dat zij in dit leven niets meer te verwezenlijken hebben en beschouwen zich reeds als een heilige of martelaar. Dit zijn echter waanideeën van een misleide en bedrogen geest. Ze streven de bovennatuurlijke gaven te verwerven, voordat de juiste tijd hiervoor is aangebroken, door te pogen God hiervoor te misleiden.

Geen wonder dat deze misleide geesten slaven van Satan worden. Sommigen met een koortsige en zieke geest kennen het verschil niet tussen goed en kwaad schreeuwen hartstochtelijk om bovennatuurlijke gaven te ontvangen, niet uit deugdzaamheid, maar uit eigenliefde en eigenbelang. God zal de demonen toelaten dat zij deze mensen misleiden en bovennatuurlijke gaven ontvangen, want zij benaderden God met een onrein hart vol eigenliefde en zelfzucht. “En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt dat zij een leugen geloven.”5  Hun vermetelheid is de oorzaak dat God hen overlevert aan Satan om gestraft te worden. Hierbij kan Satan zelfs Christus’ gelaat aannemen om zijn slachtoffer te beproeven. De demon fluistert de mens zachtaardig toe en prijst hem, omdat hij voor altijd de Weg naar Het Koninkrijk bewandelt. “Eng is de poort en smal de weg, die ten Leven leidt en weinigen zijn er die hem vinden.”6  Op die wijze wint hij de ziel van zijn slachtoffer en belooft hij ‘geestelijke vreugden’ te schenken. Het lokaas van geestelijke ervaringen (uit eigenliefde en zelfzucht) legt een lus rond de hals van de bedrogen mens. Nadat de duivel op ‘wonderbaarlijke wijze’ de omstandigheden tot zijn voordeel heeft geschikt, vertrouwt de misleide mens Satan volledig. Zijn vertrouwen in de ‘persoonlijke Christus’ neemt alsmaar toe, totdat hij in staat blijkt om zelfs in naam van het Geloof en de Bijbel een moord te begaan. Misleid door de vader van alle leugens, wordt de bedrogen mens een kind van de duivel: hij denkt werkelijk dat het doden van mens een deugd is in de ogen van God. Het doden van mensen, die niet dezelfde gedachten en hetzelfde geloof delen, beschouwt hij als een opdracht van ‘zijn God’, die hem echter ongemerkt bedrogen heeft.

Wanneer we met zo iemand spreken, kunnen we onder de indruk zijn van zijn bevlogenheid en zekerheid, soms zelfs door de logische opbouw van zijn gedachtegang. Hierbij realiseren wij ons vaak niet (en steevast niet snel genoeg) dat hij door de duivel werd bedrogen, totdat wij een fout ontdekken, waardoor het lokaas en het werk van de duivel openbaar worden. Geen wonder dat een filosoof beweert dat één foute inschatting of onjuist vooroordeel in je geest voldoende is om later onlogische beslissingen te maken. Daarom beschouwt de Kerk vooroordelen als een zonde van de geest. Laten wij een voorbeeld uit de Bijbel citeren. Het dateert uit de dagen van Elia en Koning Achab, toen er valse profeten in Israël leefden. Elia voorzegt de koning dat rampen en dood Israël zullen overspoelen in de dagen van zijn nageslacht.

1Koningen 22:

1.   Nadat men drie jaar stilgezeten had, zonder oorlog tussen Aram en Israël,

2.   Gebeurde het in het derde jaar dat Josafat, de koning van Juda, tot de koning van Israël kwam.

3.   En de koning van Israël zeide tot zijn dienaren: “Weet gij wel dat Ramotin Gilead aan ons behoort? En wij zijn nalatig om het uit de macht van de koning van Aram terug te nemen.”

4.   Tot Josafat zeide hij: “Gaat gij met mij ten strijde tegen Ramot in Gilead?” En Josafat zeide tot de koning van Israël: “Ik ben als gij, mijn volk is als uw volk, mijn paarden zijn als uw paarden.”

5.   Maar Josafat zeide tot de koning van Israël: “Vraag toch eerst het woord van de Heer.”

6.   Toen riep de koning van Israël de profeten, omtrent vierhonderd man, bijeen en vroeg hun: “Zal ik optrekken ten strijde tegen Ramot in Gilead of zal ik het nalaten?” Zij antwoordden: “Trek op! De Heer zal het in de macht des konings geven.”

7.   Doch Josafat zeide: “Is hier niet nog een profeet van de Heer? Laten we het dan door hem vragen.

8.   De koning van Israël zeide tot Josafat: “Er is nog één man door wie wij de Heer kunnen raadplegen, maar ik haat hem, omdat hij over mij nooit iets goeds, maar alleen onheil profeteert: Micha, de zoon van Jimla.” En Josafat zeide: “De koning spreke niet alzo.”.

9.   Daarop riep de koning van Israël een hoveling en zeide: “Haal dadelijk Micha, de zoon van Jimla.”

10.      Nu zaten de koning van Israël en Josafat, de koning van Juda, ieder op zijn troon, gekleed in statiegewaad, op een dorsvloer aan de ingang van de poort van Samaria, terwijl al de profeten vóór hen profeteerden.

11.      En Sidkia, de zoon van Kenaäna, had zich ijzeren horens gemaakt. Hij zeide: “Zo zegt de Heer: ‘Hiermee zult gij Aram stoten, totdat gij hen verdelgd hebt.’”

12.      En al de profeten profeteerden evenzo: “Trek op naar Ramot in Gilead en gij zult voorspoed hebben. De Heer zal het in de macht des konings geven.”

13.      De bode nu, die Micha was gaan roepen, sprak tot hem: “Zie, de profeten hebben eenstemmig gunstig voor de koning gesproken. Laat dan toch uw woord zijn als het woord ieder hunner en spreek gunstig.”

14.      Maar Micha zeide: “Zo waar de Heer leeft, voorzeker, hetgeen de Heer tot mij zeggen zal, dàt zal ik spreken.”

15.      Toen hij bij de koning gekomen was, vroeg de koning hem: “Micha, zullen wij tegen Ramot in Gilead ten strijde trekken of zullen wij het nalaten?” Hij antwoordde hem: “Trek op en gij zult voorspoed hebben. De Heer zal het in de macht des konings geven.”

16.      Maar de koning zeide tot hem: “Hoe dikwijls moet ik u bezweren, dat gij tot mij slechts de waarheid spreekt in de naam van de Heer?”

17.      Daarop zeide hij: “Ik zag geheel Israël op de bergen verstrooid als schapen, die geen herder hebben en de Heer zeide: ‘Dezen hebben geen Heer, een ieder kere in vrede naar zijn huis.’”.

18.      Toen sprak de koning van Israël tot Josafat: “Heb ik u niet gezegd: ‘Hij profeteert over mij niets goeds, maar enkel onheil?’”

19.      Micha zeide: “Daarom, hoor het woord des Heren. Ik zag de Heer op Zijn Troon zitten, terwijl het ganse heer des Hemels aan Zijn rechter- en Zijn linkerhand stond.

20.      En de Heer zeide: ‘Wie zal Achab verleiden, zodat hij optrekt en sneuvelt te Ramot in Gilead?’ De een zeide dit en de ander dat.’

21.      Toen trad er een geest naar voren en stelde zich voor aan de Heer en zeide: ‘Ik zal hem verleiden.’ De Heer vroeg hem: ‘Waarmede?’

22.      Hij antwoordde: ‘Ik zal heengaan en een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten.’ Toen zeide Hij: ‘Gij moet hem verleiden en gij zult er ook toe in staat zijn. Ga heen en doe het.’

23.      Nu dan, zie, de Heer heeft een leugengeest gegeven in de mond van al deze profeten van u en de Heer heeft onheil over u besloten.”

24.      Toen trad Sidkia, de zoon van Kenaäna, toe, sloeg Micha op de kaak en zeide: “Hoe dzou de Geest des Heren van mij geweken zijn om tot u te spreken?”

25.      Maar Micha zeide: “Dat zult gij zien op die dag dat gij van kamer tot kamer zult gaan om u te verbergen.”

26.      Toen zeide de koning van Israël: “Neem Micha en breng hem weer naar Amon, de overste der stad, en naar prins Joas

27.      En zeg: ‘Zo zegt de koning: Zet deze in de gevangenis en geeft hem brood en water der verdrukking, totdat ik behouden thuis kom.’

28.      Doch Micha zeide: “Indien gij inderdaad behouden terugkomt, dan heeft de Heer door mij niet gesproken.”

29.      Daarna trok de koning van Israël op, met Josafat, de koning van Juda, tegen Ramot in Gilead.

30. Toen zeide de koning van Israël tot Josafat: “Ik zal vermomd in de strijd gaan. Houd gij echter uw statiegewaad aan.” Daarop vermomde de koning van Israël zich en begaf zich in de strijd.

31.      De koning van Aram nu had zijn wagenoversten, van wie hij er tweeëndertig had, geboden: “Gij zult niet strijden tegen klein of groot, maar alleen tegen de koning van Israël.”

32.      Zodra de wagenoversten Josafat zagen, riepen zij: Dat is zeker de koning van Israël.” En zij keerden zich tegen hem in de aanval. Maar Josafat riep luid.

33.      Zodra de wagenoversten zagen dat hij de koning van Israël niet was, keerden zij zich van hem af.

34.      Een man echter spande de boog zonder bepaald doel en trof de koning van Israël tussen de verbindingsstukken en het pantser. Toen zeide deze tot zijn wagenmenner: “Wend de teugel en breng mij uit het leger, want ik ben gewond.”

35.      Maar de strijd werd die dag hevig en de koning bleef rechtop in de wagen staan tegenover de Arameeërs. Doch des avonds stierf hij en het bloed uit zijn wonde vloeide in de wagenbak.

36.      Toen ging er tegen zonsondergang een luide kreet door het leger: “Ieder naar zijn stad, ieder naar zijn land.”

37.      Zo kwam de koning dood Samaria binnen en zij begroeven de koning in Samaria.

38.      Toen men de wagen bij de vijver van Samaria afspoelde, lekten de honden zijn bloed, terwijl de hoeren zich wiesen, naar het woord des Heren, dat Hij (door Elia) gesproken had.

De geest die God vroeg om het geduld en de standvastigheid van Job te testen is dezelfde geest, die voor God stond en vroeg om een leugengeest te worden in de mond van de profeten en tot wie God bevestigend zei: “Ga heen en doe het.”

Job 1:

6.   Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de Heer te stellen en onder hen kwam ook de satan.

7.   En de Heer zeide tot de satan: “Vanwaar komt gij?” En de satan antwoordde de Heer: “Van een zwerftocht over de aarde, die ik doorkruist heb.”

Het is met Gods toestemming dat de duivel alle mensen verzamelt en zift, die op zoek zijn naar plezier en succes, zelfs op geestelijk vlak, en die hun eigenbelang en zonden niet kunnen verwerpen, zelfs niet na intense waarschuwingen van de Kerk. Nadat een mens door de knieën is gegaan voor de hartstochten en door de pijlen van trots is geveld, ontwaakt hij met een bedrogen geest, beroofd van elke vorm van nederigheid.

Dit zijn de mensen, die een onrein leven hebben geleid, de hielenlikkers uit het hof van Koning Achab. De duivel leverde hen over aan het perfecte bedrog van de leugengeest. Hun raad was een verleidende verzoeking voor de koning, die uit ijdelheid naar hen luisterde en ten onder ging.

De valse profeten van deze tijd zijn uitermate vermetel, net zoals zij die, misleid, de ware profeet van God verwerpen. In hun grootheidswaanzin denken ze belangrijk te zijn, negeren ze de nederigheid van personen als Elia, Joannes de Doper en Voorloper, Jezus de Mensenzoon en vele anderen. Ze willen door het volk gehoord worden, want ze geloven dat ‘God’ hen heeft gezonden om de wereld dingen te verkondigen, waardoor de oren fluiten en het hart verkilt.

Uit wat volgt, blijkt dat zij niet langer bij hun volle verstand zijn:

1.   Ze beschouwen zichzelf als belangrijk, net als alle ketters en afvalligen (verloren zielen) uit hun tijd, die door de Heilige Concilies van de Kerk veroordeeld worden.

2.   Bezeten door een valse nederigheid, hunkeren ze naar woorden van lofprijzing.

3.   Ze stellen zichzelf boven de Bijbel (die ze zelfs durven verscheuren), de Kerk en de Heiligen.

4.   Ze wensen dat mensen hen beluisteren en geloven.

5.   Ze reageren woest, als hun boodschap niet serieus wordt genomen.

6.   Zij spreken vaak ‘in de geest’, de geest die hen draagt, leidt en onderricht.

7.   Zij willen nooit priesters raadplegen over de dingen die zij van ‘hun geest’ hebben vernomen.

8.   Sommigen zijn uitermate vroom: ze belijden Christus en de Maagd Maria, ze slaan zich op de borst en maken buigingen, ze vereren kussend de iconen en nemen zelfs deel aan de Heilige Mysteriën (!). Ook al zweren ze dienaren Gods te zijn, zijn ze bedrogen en misleid.

9.   Ze zaaien angst onder de mensen en pretenderen profeten te zijn. Sommige voorspellingen komen uit, vele echter niet. Dit is afhankelijk van de ‘geest’, die, omdat deze niet in een lichaam gevangen zit, iets van de nabije toekomst kan vernemen. Echte voorzeggingen zijn dit echter niet.

10.      In de naam van hun ‘God’ zijn ze bereid mensen te doden. Ze beweren dat deze actie bijbels is, vermits ook Abraham op Gods bevel zijn zoon Isaäk wou doden en dat Pinechas dit ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd. “Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, heeft mijn toorn van de Israëlieten afgewend, doordat hij met een ijver voor Mij in hun midden heeft geijverd, zodat Ik de Israëlieten in Mijn ijver niet heb verdelgd.”7

11.      Zij springen van het ene thema nar het andere en verbinden zaken, die met elkaar niets te maken hebben. Ze interpreteren de situatie verkeerd, betwisten de waarheid en duiden de Heilige Schrift meer vanuit hun eigen visie en voordeel dan uit Gods standpunt en heil. Op die wijze takelen ze langzaam af en verliezen ze hun verstand.

12.      Rond hen is onrust en spanning voelbaar, want velen van hen zijn of worden vrijplaatsen en toevluchtsoorden, waar dwaasheid woont. Er straalt geen tederheid uit hun gelaat. Wij willen hen niet verwijten, maar wij blijven onszelf beschermen en worden bang, als wij zien hoe de Bijbel hun hoofd op hol jaagt. “”Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat, want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.”8

Laat ons pogen hen te begrijpen binnen redelijke grenzen door de realiteit van de dingen en de vaardigheden van de duivel uit te leggen. Het is algemeen bekend dat, zodra iemand de plannen en de wil van de duivel uitvoert, het kwaad in hem zijn intrek neemt. De duivel probeert de stad (d.i. de ziel) eerst aan de linkerzijde te belegeren en in te nemen. D.w.z. door de ziel te bekoren en te misleiden door de verderfelijke en wereldse bekoringen. Indien dat niet lukt, valt hij aan de rechterzijde aan. D.w.z. hij zoekt manieren om de mens op het geestelijk vlak te bekoren en zijn vertrouwen te winnen. Hij prijst iemand om zijn geloof in God en om zijn vele deugden en adviseert hem om zonder beperking en zonder limieten verder te gaan. Hij brengt iemand tijdens het bidden in verwarring door een gedachte van ijdelheid en eigenbelang in zijn hart en geest te planten. B.v. “Ik word tijdens mijn gebed door de engelen verlicht.” Wie bij dit soort aanval onervaren blijkt te zijn in een deugdzaam leven, zal zich door Satan laten wijsmaken dat drinken en roken geen zonde zijn, maar eerder een noodzaak om kracht te krijgen en dit moeilijke leven vol te houden.

Eens shockeerde Satan een man door te verschijnen als ‘Christus’ en hij vertelde hem: “Jij bent de enige reden waarom de zon schijnt!” De duivel onderwees hem gedurende 25 jaar en overtuigde hem dat hij volgens de Bijbel werkelijk de Mensenzoon was, de Rechtvaardige Rechter, Die de bokken van de schapen scheidt en Gods Koninkrijk op aarde vestigt. Verder beweerde de duivel dat tijdens het leven van deze man de Apocalyps zou gebeuren en dat hij het Laatste Oordeel zou uitvoeren. Telkens deze gedachte zijn geest onder druk zette, bezocht de man een gekkenhuis.

De duivel grijpt altijd de liefde aan om mensen te bekoren, de liefde voor de wereld of de liefde voor God. Hij is niet beschaamd zich ‘God’ te noemen om een mens te misleiden. Daarom beweren de Kerkvaders dat de uitersten altijd “des duivels” zijn. Zelfs een overdreven liefde voor God kan, als de tijd hiervoor nog niet is aangebroken, de mens noodlottig worden: het wordt een aardse, gepassioneerde, onrustige, onreine en obsessieve liefde.

Wees waakzaam, want de onzichtbare strijd wikt en weegt iedereen: zelfs de Apostelen werden in hun liefde voor God niet gespaard! Voor een beter begrip van dit thema en van het doel van dit boek gebruiken we het beeld van Joannes, Petrus en Judas, drie discipelen van God.

1  1Pet. 5,8
2  2Cor.
11,14
Mat. 24,24
Luc. 21,8
5 2Thess.
2,11
Mat.7,14
Num. 25,11
2Pet.1,20-21



Gastenboek

Laat een bericht achter in ons gastenboek!

gastenboek

Ga naar boven