De zege van onze Heiland is uniek, enig en éénmalig. Zonder Hem kon niemand ooit de duivel een tweede maal overwonnen hebben, maar ook deze overwinningen zijn niet nieuw: het blijft de overwinning van Christus, die zich in de tijd herhaalt en door zegevierende strijders wordt vermenigvuldigd. Jezus Christus vervolmaakt ons, Hij vult aan wat bij ons ontbreekt. Hij schonk ons een tweede geboorte, een wedergeboorte, en vergaf ons onze eerste geboorte. Hij versterkte onze menselijke natuur, waardoor de deugd herbouwd, de geest verlicht en onze kennis hersteld kon worden. Op die wijze koestert de mens eerder een liefde voor de waarheid dan een liefde voor het leven. Christus schonk ons de overwinning over de dood als finale bevrijding uit de zonde, die Christus’ volgelingen niet langer angst inboezemt. De dood is niet langer de baas over ons lichaam. Integendeel, de dood verlost ons van de zonde en bevrijdt ons lichaam. Ook al lijken wij zegevierend, Christus is de echte overwinnaar. Hij leeft in ons door de Heilige Mysteriën, Hij gaat de strijd aan en vecht voortdurend om onze zielen te redden. Als wij onze liefde voor God blijven beleven, zal Christus’ gelijkenis zich enten op Gods beeld in ons leven. Zo leeft Christus in elk van ons door de eerste drie Heilige en Gewijde Mysteriën, zoals Hij ook tussen de mensen leefde na Zijn Geboorte. “Het waarachtige Licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld.”1
Deze Heilige en Gewijde Mysteriën zijn het Doopsel, de Zalving en de Communie, en, wanneer de jaren van wijsheid zijn aangebroken, ook de kennis van God. “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige en waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt.”2
Door het Doopsel schenkt de Kerk van Christus ons “het bad der wedergeboorte”3 , waardoor wij opgenomen worden in de Christengemeenschap van Gods leerlingen. Wij worden “vrijgemaakt van de zonde”4 . Immers: “Gelijk door één mens (Adam) de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben.”5 De reinheid van onze menselijke natuur zal langzamerhand hersteld en versterkt worden, in de mate waarin elk van ons de genade van het Doopsel toelaat werkzaam te zijn.
Door de Zalving ontvangen wij de gaven van de Heilige Geest volgens de Alwijsheid van God en de Goddelijke Voorzienigheid. Dit Heilige Mysterie bevestigt en verstevigt het nieuwe leven, dat wij bij ons doopsel ontvingen en ontwikkelt de verborgen talenten, die wij bij onze geboorte ontvingen.
Door de Communie ontvangen we onze Heer en God en Verlosser Jezus Christus Zelf, de Ene, Die ons redde uit de gevaren, waarin de duivel ons gebracht had.
Tijdens het Doopsel schenkt God ons ook een engelbewaarder. Hij is niet alleen verantwoordelijk voor onze talenten, die wij van God ontvingen, maar hij is ook verantwoordelijk voor onszelf tijdens ons leven en na ons afscheid van dit aardse leven.
Onze onzichtbare Heiland bekleedt Zichzelf met ons en ons met Hem: “Gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed.”6 “Gelijk wij het beeld van de stoffelijke (Adam) gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de Hemelse (Jezus Christus, de Tweede Adam) dragen.”7
Jezus Christus is de Eersteling uit de Hemel, de Nieuwe Mens, het Beeld en de Gelijkenis van God, “de nieuwe mens, die naar (de wil van) God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid.”8 Onze menselijke geest vermengt zich met Christus, Die onze Geest wordt. Zo geschiedt de genezing van onze menselijke natuur, zo gebeurt de vernieuwing van de mens.
Alle Christenen zijn gedoopt, maar niet alle Christenen worden gered. Waarom niet? De door God geschonken gaven, die wij tijdens ons doopsel ontvingen liggen, verborgen in ons innerlijk, op ‘ont-dekking’ en op ontwikkeling te wachten. Dit ontdekken gebeurt door de prediking in de Kerk, zodat wij niet op de rijke dwaas uit Luc. 12,16-21 lijken, die de “vele goederen”, die hij had “opgetast voor vele jaren”. Hij was wel rijk, maar niet rijk in God.
Marcus de Asceet bevestigt dit: “Bij het doopsel en in overeenstemming met Christus’ gave, wordt ons de volmaakte genade geschonken, zodat wij alle geboden kunnen nakomen. Deze genade is echter slapend en wacht op het ogenblik dat zij gewekt en geactiveerd wordt om haar taak te vervullen.”8 Dat Christus de weg naar de volmaaktheid is, wordt door de Kerkvaders bevestigd. Niet alleen gaf Christus ons het bevel gedoopt te worden, de Heer is ook in dit gebod aanwezig. “De Heer is in Zijn geboden aanwezig en wordt gevonden en ervaren door hen, die zoeken. De mate van vinden en ervaren is afhankelijk van de inspanningen bij het zoeken.”9 Als Jezus Christus in het gebod van het Doopsel is, dan zal Hij Zijn aanwezigheid tijdens het Doopsel en tijdens de vervolmaking van dit gebeuren openbaren. Het is erg natuurlijk dat de heiligen het belang van onze volmaaktheid in Christus beklemtonen, voordat alle geboden zijn vervuld. Elke poging om de geboden na te komen is een vraag tot deugdzaamheid. Als God verborgen is in Zijn geboden, dan is Hij ongetwijfeld ook aanwezig in onze pogingen om deugden te verwerven. Hij is onze kracht en de bezieling om deugdzaam te leven.
Maximus de Belijder gaat verder: “De natuur/het hart van elke verworven deugd is het Unieke Woord (Logos) van God, want de natuur/het hart van elke deugd is Christus.”10 Als God ons door Zijn geboden, als een centrifugale kracht, van buiten af uitnodigt, dan openbaart Hij Zich in ons door de deugden, als een centripetale kracht. Het gebod is Gods Woord als een externe impuls, de deugd is Gods Woord als een interne impuls.
De aanwezigheid van Christus in de Heilige en Gewijde Mysteriën blijft een dogmatische waarheid. Hier spreken we over een ervaring, een ontvouwen of ontwikkelen van Christus in ons leven door de Mysteriën. Tijdens ons doopsel treedt Christus binnen in de diepste kern van ons wezen, waar Hij verborgen blijft en vanwaar Hij ons als een Voorloper begeleidt op ons pad van de vervulling van al Zijn geboden. Wanneer wij vorderen op deze weg, zal Christus’ karakter zich intenser weerspiegelen in ons geestelijk wezen. Jezus Christus Zelf is de Kracht, Die deze verandering van binnenuit bewerkstelligt, maar Zich ook van buiten manifesteert: de mens gaat meer en meer stralen. Hierover getuigt Marcus de Asceet: “De tempel is een voor de ziel en het lichaam door God gebouwde plaats met een ruimte achter het voorhanggordijn, ‘waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan’11 Gij, mens, in Christus gedoopt, begeef u enkel naar dat werk, waartoe gij de nodige kracht hebt ontvangen en bereid u voor om Hem te openbaren, Die in u leeft.”11
“Christus is verborgen in Gods geboden. Hij leeft in ons door de Heilige Mysteriën, waarvan het Doopsel het eerste is. Als wij langs het touw van de geboden opklimmen dank zij Zijn Kracht in ons, dan beginnen wij de deugden te verwerven. Christus openbaart Zich door de deugden als een licht, dat zich zowel inwendig als uitwendig openbaart. Daarom beschouwen Origines en Maximus de Belijder het pad van elke vrome Christen als Christus’ geheime pad in ons. Dit pad begint bij (het naleven van) de geboden en eindigt bij het begrijpen ervan. Christus’ geheime pad begint in ons bij Zijn Komst op aarde als een nederige slaaf en eindigt bij Zijn Hemelvaart op de berg Tabor, waar Hij in al Zijn Hemelse Heerlijkheid verscheen. Wij gaan van het lichamelijk onthouden naar het mystiek (be)schouwen, met Christus, in Christus, naar Christus.”12
De drievoudige onderdompeling van de dopeling in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, is van grote betekenis. De volledige onderdompeling symboliseert zowel Christus’ Dood omwille van ons heil, als het (af)sterven van de oude mens. Enkel door dit (af)sterven van de zondige mens is de dopeling de Zalving waardig, waardoor hij de gaven van de Heilige Geest kan ontvangen, die God voor deze nieuwe mens voorzag. Na het doopsel en de zalving is de Christen waardig door de Communie de Nieuwe Man, de Ene uit de Hemel, te ontvangen. Door deze Heilige Mysteriën “komt Christus tot ons, woont Hij in onze ziel, waarmee Hij één wordt en die Hij tot een nieuw leven wekt. Wanneer Hij in onze ziel Zijn intrek heeft genomen, reinigt Hij haar van Adam’s zonde en schenkt Hij ons Zijn Leven en Zijn Volmaaktheid.”13
In het Doopsel wordt Christus’ Dood en Verrijzenis of het sterven van de oude mens en de opstanding van de Nieuwe Mens, Jezus Christus, herhaald in elk van ons. Hierbij ontmoeten we zowel een negatief, als een positief aspect van dit Heilige Mysterie. “Christus neemt bij ons Zijn intrek tijdens het doopsel. Hij leidt krachtig niet alleen onze strijd om vele deugden te verwerven of om de nieuwe mens te versterken (positief aspect), maar Hij helpt ons ook in het verdrijven van de zonden en het verzwakken van de oude mens (negatief aspect). De nieuwe mens zal en kan zich slechts ontwikkelen en ontvouwen, als de oude man wegkwijnt en plaats ruimt. Het Doopsel biedt in deze geestelijke proces een extra kracht. De betekenis van het Doopsel ligt in het feit dat de dopeling de Dood en de Verrijzenis van Christus meebeleeft, maar het Mysterie van het Doopsel is niet enkel een tijdelijk voltrekken van een sacramenteel en symbolisch afsterven en verrijzen van de dopeling. Het is evenzeer (en meer nog) het begin van een proces waarin dood en verrijzenis voortduren tot het ogenblik van hun voltooiing.”14
1 Jo. 1,9
2 Jo. 17,3
3 Tit. 3,5
4 Rom. 6,22
5 Rom. 5,12
6 Gal. 3,27
7 1Cor. 15,49
8 Eph. 4,24
9 Marcus de Asceet, Over het Heilig Doopsel
10 Marcus de Asceet, Over de Geestelijke Wet
11 Maximus de Belijder, Ambigua
12 Dumitru Staniloae, Cursus in Christelijke Ascese en Mystiek
13 Nicholas Cabasilas, Het Leven in Christus
14 Dumitru Staniloae, Cursus in Christelijke Ascese en Mystiek