Naar “de grondvesten van de vorige geslachten”1 hadden de geest, de liefde en de wil, d.i. de krachten van de ziel, hun doel en hun uitwerking in God. Deze gerichtheid op God betekende dat de inspanningen gebeurden in overeenstemming met de natuur. Wanneer wij in deze moeiten volharden, zullen wij uitgroeien van Gods beeld naar Gods gelijkenis. Op die wijze blijven wij onder Gods voogdij, gehoorzaamheid en blik.

“De Heer ziet neer uit de Hemel op de mensenkinderen om te zien of er één verstandig is, één die God zoekt.”2 “Als gevolg van de zondeval, boog de duivel de krachten van de ziel om, zodat ze zich hechtten aan alle zichtbare dingen. Vele mensen beperken hun geest en kennis tot de waarneembare dingen en hebben geen besef van wat het waarneembare overstijgt.”3

Sinds de eerste ongehoorzaamheid zijn de krachten van de ziel niet langer verenigd in God. Ze werken elkaar vaak tegen en volgen de “andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand.”4  Daarom zijn deze inspanningen niet in harmonie met de natuur. Volgens de getuigenissen van de Heiligen zijn alle inspanningen van de duivel gericht opdat onze ziel de liefde voor God zou verliezen en wij ons zouden vasthechten en verankeren aan alles, behalve aan God.

Om de mens tot zonde te overhalen, prikkelde de duivel hem met een eerste beproeving, met het lokaas van wat “goed was om te eten en (…) een lust was voor de ogen.”5  Hij prikkelt het lichaam om voortdurend te zondigen. Hij ontnam de mens de allereerste vreugde God te kunnen aanschouwen en nog steeds misleidt hij ons: hij streelt ons liefkozend en zet ons aan de zintuiglijke pleziertjes na te streven. Hij beseft uitermate goed dat de oppervlakkige liefde voor het zintuiglijke de verheven liefde voor God zal doven en dus de menselijke geest zal verhinderd worden God te zoeken en te zien. Het is niet God, Die ophoudt de mens te beminnen en te zien. Het is de mens, die ophoudt God te beminnen en te zien. Tussen de mens en God is er “de tussenmuur, die scheiding maakte”6 en achter deze muur van zonde ligt de mens als duizenden stukjes versplinterd glas. En elke zonde werpt de mens tegen de muur, waardoor hij meer en meer versplinterd raakt.

Gehoorzaamheid aan de Tegenstander boog onze geestelijke liefde voor God om tot een vleselijke liefde voor de wereld. De oorspronkelijke doelstelling van de menselijke natuur was de boog van onze liefde te richten op God en met de brandende pijl van woede en onverzettelijkheid de duivel op een afstand te houden. Helaas, thans richten we onze pijlen van haat op onze broeders en op God, terwijl we alles en allen vervloeken, onszelf incluis. We zijn als beesten geworden. Naar onze menselijke natuur moet onze ‘arme’ geest de spiegel zijn, die God weerkaatst, Gods troon in de mens, “Gods tempel”7  Nu is de geest echter overschaduwd door de duivel en besmet door trots, die de waarheid bevecht. Anders gezegd, de duivel verziekte de geest en plantte er de afschuwelijke vernietiging in, die de zonde bewerkstelligt.

“Wanneer de geest en de rede uitgeschakeld worden, barst woede uit en het verlangen wordt onredelijk. De ziel wordt een speelbal van onwetendheid, machtswellust en overspel. Dit zijn de ‘ideale’ omstandigheden om tot zonde over te gaan en de zintuiglijke prikkels na te volgen. (…) Alles wat de menselijke noden overstijgt, is overmaat en buitensporigheid is het pad, waarlangs de duivel de ziel inpalmt. Wanneer het menselijk lichaam gedwongen wordt tot matigheid en onthouding, krijgt de mens de kans dit pad in omgekeerde richting te bewandelen en keert hij beschaamd terug naar zijn oorspronkelijk Vaderland. De natuurlijke behoeften van de mens zijn hierin cruciaal. Wanneer deze buitensporig en bovenmatig worden bevredigd, dan vormen ze een duivelse bedreiging voor de ziel. Worden ze met mate en op voldoende wijze bevredigd, dan krijgt de duivel geen kans de ziel te verzieken. Dan moet de duivel op zijn territorium blijven, waar de ondeugden vol gewoonte en verwarring wonen en waarheen hij de mensenzielen leidt, die door hun liefde voor de wereld werden overwonnen.”8  Zo bewoont de duivel het menselijke verstand, dat onbekwaam is zijn poorten tegen de verlangens en hartstochten te verdedigen. Zo’n verstand verziekt de geest. “Wee hun die het kwade goed noemen en het goede kwaad; die de duisternis voorstellen als licht en licht als duisternis; die bitter doen doorgaan voor zoet en zoet voor bitter.”9  Het kwade pretendeert: “Er is geen God.”10  Er is geen God, geen geest. Er is enkel vlees. En als er toch een “god” zou bestaan, dan is deze “god” de mens.

De ‘arme’ geest is bedrogen en de duivel lacht: hij slaagde erin zijn leugen te implanteren in de geest van de mens op dezelfde wijze als hij de mens uit de Hemel deed verbannen: “Gij zult geenszins sterven, maar God weet dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad.”11

Hoe kunnen wij het verschil verduidelijken? Een geest, door de duivel beïnvloed, gaat van geestelijke gezondheid naar krankzinnigheid en beschouwt de leugen als waarheid en vice versa. Zo’n geest misbruikt Gods naam en is voor de duivel een bron van vreugde. Een onderdrukte en gedwongen geest verliest Gods meest waardevolle gift aan de mens, nl. de vrije wil en de mogelijkheid om zelf een evenwichtig leven te leiden.

Het lichaam, dat van God de mogelijkheden ontving Zijn raadgevingen daadwerkelijk na te leven, in overeenstemming met zijn oorspronkelijke natuur, luistert thans naar onterende en heiligschennende raad. Het eens verheven lichaam wordt nu een slaaf van tegennatuurlijke hartstochten, die de fysische vitaliteit verdorren en het lichaam ziek maken, waardoor de opgang van Gods beeld naar Gods gelijkenis zwaar belemmerd wordt.

Hieronder staat een doolhof-schema, dat de hartstochten en de bijhorende zonden aangeeft. Het verwijst naar die manieren, waarop de duivel de harten binnendringt van dié mensen, die de wereld liefhebben en zich geen zorgen maken over God.

De onzichtbare strijd tussen de duivel en de ziel

  1. In het hart:

1a. Boosheid:

  • Moord
  • Sodomie
  • Niet helpen van de arme medemens
  • Niet nakomen van eigen verplichtingen
    bvb. betalen van lonen aan werknemers

M.a.w. Doodzonden t.o.v. onze medemens, waarbij de mens zijn hart tot een steen maakt.

1b: Hartstocht:

  • Geldzucht
  • Gierigheid
  • Luiheid
  • Overspel
  • Woede
  • Afgunst
  • Trots

M.a.w. De zeven doodzonden t.o.v. onszelf, waarbij de mens zijn hart verhardt.

  1. In de geest:

2a. Waarbij de duivel de geest overschaduwt:

  • Wankelend en onstandvastig geloof
  • Wanhoop
  • Zelfmoord

M.a.w. Zonden tegen de Heilige Geest

2b. Waarbij de duivel de geest besmet en vernietigt:

  • Aannemen van ketterijen
  • Bestrijden van de Waarheid
  • Krankzinnig worden

M.a.w. Zonden die bekering onmogelijk maken

Wat volgt, zijn de twaalf stappen, waarin onze ziel krachteloos wordt en gevangen raakt in het net van hartstocht en zonde: Hieronder staat een doolhof-schema, dat de hartstochten en de bijhorende zonden aangeeft. Het verwijst naar die manieren, waarop de duivel de harten binnendringt van dié mensen, die de wereld liefhebben en zich geen zorgen maken over God.

De aanval van de duivel

  1. De strijd

1a. Met de geest:

  • Lokaas (Confrontatie)                        (1)
  • Negeren/Afweren                    (2)
  • Toegeven                                 (3)

1b. Met het hart:

  • Conflict ervaren                       (4)

1c. Met de wil:

  • Afsluiten van een akkoord    (5)

1d. Met het lichaam:

  • Toegeving – Einde van de strijd      (6)
  • Gewoonte – Begin van routine         (7)
  • Tweede natuur                         (8)
  1. De overwinning:

2a. Overschaduwing van de geest

  • Wanhopig worden                   (9)

2b. Besmetten van de geest:

  • Aannemen van ketterijen                 (10)
    (Gepredikt, getoond, bewezen)

2c. Vernietigen van de geest:

  • Zelfmoord plegen                   (11)
  • Krankzinnig worden               (12)

Conclusie: Ons leven wordt een ware hel, wanneer de dingen verlopen volgens dit moorddadig en duivels schema. Eerst worden mensen gek en plegen misdaden. Later worden ze krankzinnig en plegen ze moorden. Ze vermoorden mensen en tenslotte zichzelf.

1  Jesaja 58,12
2  Psalm 14,2 of Psalm 53,3
3  Maximus de Belijder, Tegen Thalassius
Rom. 7,23
Gen. 3,6
Eph. 2,14
1Cor. 3,16
Maximus de Belijder, Tegen Thalassius
9  Jesaja 5,20
10 Ex. 22,19
11 Psalm 53,1
12  Gen. 3,5

Gastenboek

Laat een bericht achter in ons gastenboek!

gastenboek

Ga naar boven