Dat de wil in de onzichtbare strijd een belangrijke energie is, is vanzelfsprekend. De wil luistert naar het geweten, dat het innerlijke slagveld overziet. Het geweten wordt aangetrokken door een liefde voor God of voor de pleziertjes van de wereld. De mensen van goede wil zijn de helden van het geloof en de heiligen uit het Christendom. Zij zijn het die tot het einde volhouden en tenslotte ook worden gered. Tot onze goede wil sterk en stabiel wordt, moeten wij echter een mierenheuvel van voorkeuren en geestelijke neigingen bekampen, die ons van alle zijden belagen en ons vermoeien door de vele tegenstellingen die wij ontmoeten. Het verenigen van alle geestelijke neigingen in één duidelijke richting naar het deugdzame is daarom een geweldige kracht voor elke mens. Dit is echter niet zo gemakkelijk, want de vele neigingen zijn vaak tegengesteld aan elkaar. Hierdoor ontbrandt een strijd in de mens, die de innerlijke, kwaadaardige verlangens moet uitdoven.
Blondel beschrijft deze strategische strijd als volgt: “In elke mens is er een veelheid aan neigingen, lusten en verlangens, gelijklopend of verschillend, deugdzaam of vijandig, allemaal onder het bevel van de rede of de wil. Wat ‘ascese’ of ‘spirituele strijd’ genoemd wordt, is in wezen de manifestatie van of de methodes voor deze innerlijke strijd. Het is voor het lichaam gemakkelijker het bevel van de wil op te volgen (bv. Ik beweeg mijn vinger, als ik dat wil.) dan voor de ziel, die ofwel niet luistert, ofwel niet gehoorzaamt en weerstand biedt. Dit gebeurt, omdat er, voordat er een besluit genomen kan worden, een aantal tegenargumenten in opstand komen. Elke initiële stap wordt beschouwd als een oorlogsverklaring op de zwakheid en versnippering van de levende krachten, die hun eigen autonomie en instinct tot zelfbehoud hebben. Deze krachten wekken in ons vreemde of vijandige prikkels in het geweten op, waardoor nieuwe verlangens of neigingen ontstaan, die de wil tegenwerken. Wanneer deze agressieve krachten doelbewust worden bestreden, betreden slapende krachten en geheime verlangens het slagveld. De reeds vroeger geëlimineerde neigingen blijven dus functioneel en kunnen een te maken beslissing blijven beïnvloeden. Zij doven niet vanzelf uit. De coalitie van deze vijandige krachten wordt sterker naarmate het vooropgestelde doel duidelijker wordt afgebakend. Ze vormen niet slechts een eenvoudige afdruk in iemands geweten, noch blijven ze louter virtueel. Ze verenigen zich en wijzigen hun strategie: ze zijn niet langer verdedigend, maar aanvallend.”1
De strijd barst slechts los in de mensen, die hun leven willen richten naar Gods geboden. Blondel’s beschrijving is degelijk, maar het is verbazend dat hij de vijandige neigingen niet toeschrijft aan boosaardige geesten of dat hij de goede verlangens niet begeleid of aangewakkerd laat worden door heilzame en transcendente geesten. Allicht is dit te wijten aan het feit dat volgens de Rooms-Katholieke Kerk gevoelens en zondige begeerten een diepere en meer organische binding hebben met de menselijke natuur, terwijl de Orthodoxe Kerk beweert dat ze niet tegelijkertijd geschapen zijn met de menselijke natuur, maar pas na Adams zondeval de menselijke natuur hebben aangetast.
De tekst van Blondel is bijzonder interessant, omdat deze de thesis van Maximus de Belijder verduidelijkt: Voordat de mens een hoger niveau van contemplatie (beschouwing) bereikt, moet hij meerdere stappen hebben gezet, nl. het vervullen van Gods geboden, het verwerven van deugden en het stellen van rechtvaardige daden. Contemplatie of beschouwing is een fase van innerlijke vrede. Niemand kan in deze zalige staat rusten, tenzij hij de strijd tegen alle innerlijke tegenstellingen en zondige neigingen zegevierend heeft afgerond, tenzij hij zijn geest blijvend heeft kunnen richten op het goede. Dit kan echter slechts het geval zijn na een lange strijd, na het stellen van talloze goede daden en na het verwerven van de onvergankelijke vaardigheden om het goede te doen. Het denken aan het goede en de vastberaden wil om af en toe het goede te doen is niet alleen onvoldoende om het beoogde evenwicht en de nagestreefde eenheid te bereiken, het wakkert bovendien ook de reactie aan van vijandige neigingen en verlangens. Een man van alleen maar woorden is een zwakkeling, die verteerd wordt door innerlijke toenemende tegenstellingen, als hij niet tot daden overgaat. Enkel actie kan de balans doen doorslaan tot een beslissing. Enkel vaak herhaalde daden zullen een blijvende keuze voor de goede verlangen waarborgen.
“Vrijwillige handelingen, die het innerlijke evenwicht breken, openbaren voortdurend de verwarrende draaikolken onder het oppervlak van de gevoelens. Zonder enige twijfel veroorzaakt het automatisme, dat door een onbekende kracht wordt geleid, in ons een ongelijkheid van beelden, waarop het de mens bedachtzaam wil laten reageren. De initiële gedachte en de aanzet tot een overwogen handeling beletten de ontkende verlangens zichzelf te manifesteren in een intens en aangehouden protest. Daarom is een actie of daad als een splijtend zwaard: het opent in iemands visie een donkere diepte, waar sterke stromingen van innerlijk leven bruisen. Soms echter veroorzaakt de gloed van de wil krachteloosheid en besluiteloosheid. Wie kent uit ervaring immers niet de pijn van verlammende onzekerheid in de meest penibele omstandigheden?! Soms kijken we zo verlangend naar iets uit en plotseling verdwijnt het verlangen totaal… Het lijkt wel alsof een occulte kracht en schijnheilige invloeden uit de schaduwen van de geest opduiken, die de mens tot die beslissing lokken, die hij helemaal niet wil nemen… Erg vaak kunnen wij zelfs niet één stap zetten, zonder dat duizenden tegenstanders ons beloeren en bespringen. Onze diepste gevoelens brengen ons het vaakst en het meest in verwarring, alsof het vreemdelingen voor ons zijn. Wat wij het hevigst verlangen, maakt ons het bangst, zodra wij het verwerven. We lijken wel bang om de ellende in ons op te geven. Soms is het voldoende bang voor een bepaalde handeling, zodat er in onze geest plots verwarring opduikt, die ons ertoe aanzet net deze handeling te verrichten.”2 Dit is de toestand, die opgeroepen wordt door de neigingen en verlangens, die door onze handelingen dreigen volledig vernietigd te worden. Het is hun allerlaatste wanhoopsdaad. Daarom lijkt een begonnen actie op een klievend en zegevierend zwaard of op een winnende gooi van een dobbelsteen op het spelbord. Daarom ook zal de mens zonder actie nooit een stap naderen tot het toppunt van perfectie. Hij blijft behoren tot “de immense menigte mensen, die zichzelf versieren met de bloemen van goede bedoelingen, maar nooit de vruchten van de daad tot rijpheid brengen en daardoor de zure smaak van de nederlaag blijven proeven.”3 Het doet denken aan Jezus, die de vijgenboom vervloekte, omdat hij geen vrucht droeg.
“Al te vaak lijkt de mens wel geschilderd te zijn op een tafereel vol strijd: het zwaard hangt boven de vijand, maar er volgt geen fatale slag. Wanneer zal de mens doen, wat hij echt wil doen, tot het einde? Wanneer maakt hij zijn veiligste en blijvende beslissing, zonder uitstel en zonder afleiding? Hoe talrijker, groter en hooghartiger de voornemens zijn, die weifelend blijven hangen boven de details van de praktische verwezenlijking, hoe gevaarlijker ze zijn. De mens denkt dat hij vooruitgang boekt, maar in werkelijkheid staart hij alleen naar zichzelf in een verhaal, dat steeds meer een illusie wordt. Er sluipt een permanent gebrek in onze acties en handelingen. We doen nooit wat wij willen, op de wijze, die wij verkiezen. Onvoorziene weerstand of sinds lang gekende tegenkanting verzwakken en veranderen onze wil. Iedereen kent zichzelf vrij goed, tot het ogenblik zich aanmeldt om beslissingen te nemen en tot actie over te gaan. Onze neigingen verbergen al te vaak onze echte verlangens. Ons hart lijkt wel in tweeën verdeeld, waarbij het ene deel de gedachten van het andere deel niet kan kennen. Deze situatie wordt beëindigd door het simpele feit dat er een beslissing wordt genomen en tot handelen wordt overgegaan. De verborgen bewoner in ons laat zich kennen.”4 Dit is de situatie waarin iemand zich bevindt, voordat hij tot actie overgaat.
“De normale functie van een actie is samenhang te verzekeren, de diffuse krachten te bundelen en een eigen en noodzakelijk fundament te voorzien, waarop een verdere uitbouw van onze persoonlijkheid kan gebeuren. Een mens wint aan kracht in de mate dat hijzelf tot actie overgaat en zichzelf meer en meer wegschenkt, want het leven zelf wordt steeds overvloediger. De architectonische rol van de handeling, actie of daad kan niet genoeg worden beklemtoond. Zodra het initiatief tot handelen is genomen, begint een innerlijke samenwerking die alle krachten bundelt, waardoor een effectieve solidariteit tussen alle elementen van het organisme, fysisch of mentaal, tot stand wordt gebracht. Zodra de beslissing tot actie wordt overgebracht op het verdeelde organisme, lijkt de actie te verminderen en de plannen te vernietigen. Niets is minder waar: de actie bundelt alle levenskrachten en deze bundel dient als mediator tussen alle vormen van lichamelijke en geestelijke activiteit.
Er bestaat in ons complex lichaam geen vereniging, tenzij door cohesie en cohesie ontstaat enkel door samenwerking. Actie is de bouwsteen van ons leven: luiheid leidt tot dood en dood leidt tot ontbinding. Het ‘fiat’ of het jawoord van de wil is niet alleen de genadeslag voor alle onzekerheid van de gedachten, want het herleidt de onstabiele verscheidenheid van ideeën tot een solide eenheid en een definitieve precisie, die op radicale wijze het verleden van het heden scheidt, en de mogelijkheid van de werkelijkheid. Het heeft ook een algemene functie bij het genereren van een georganiseerd leven. Om de organen in beweging te krijgen, is een verbinding tussen deze elementen noodzakelijk. Er is maar één methode, die de verschillende, innerlijke energieën en de rebellerende impulsen van zondige begeerten kan ordenen en gebruiken, nl. ze samenbrengen in een algemene activiteit en hen laten samenwerken aan de integriteit van het leven. Om zijn zintuigen te beheersen en de monsterlijkheden van een schandelijke en schadelijke cultuur, die zelfs de zenuwfuncties bedreigen, te vermijden, moet een jongeling tot handelen overgaan, waarbij hij zijn frisse krachten in hun natuurlijke rangorde gebruikt. Ook een schoolkind kan zijn intelligentie slechts vergroten door het systematisch oefenen van al zijn mogelijkheden.
Het is belangrijk niet alleen het nut en de noodzaak van de actie te beschouwen, maar ook de eenheid, die deze actie voortbrengt en leidt. Actie is ongetwijfeld niet efficiënt, als er geen samen-werking is van elementen. Daarom dient de opvoeding zowel fysisch als intellectueel te zijn. Een mens bestaat slechts echt door zijn integraal, innerlijk leven. Willens nillens draagt elke actie altijd dit universele karakter: een actie laat zich steeds gelden ‘su specie universi, etiam in singularibus’, d.w.z. als een eenheid, maar ook in elk deelelement afzonderlijk. Als we in ‘hoofdzaak’ enkel met onze hersenen werken, heeft dat vaak tot gevolg dat wij het beest in ons loslaten op de lagere niveaus, waardoor we ongezonde verlangens en ontaarde voorkeuren (laten) ontwikkelen. In de mate dat wij minder tot actie in staat zijn, zullen de vlammen van begeerte hoger oplaaien, want er gaapt een groeiende afgrond tussen de droomwereld en de dagelijkse werkelijkheid. De fysieke mogelijkheid om zich tijdens de arbeid te blijven inspannen is een signaal en waardering van de innerlijke moed, die voorkomt uit de wil om grenzen te verleggen. Het harde leven van een landbouwer is belangrijk voor de voedselvoorziening van een natie. Belangrijker is echter het vitale fluïdum van zijn aan hem geschonken karakter en temperament in contact met de aarde. Als wij deze actieve mensen, die moedig hun noodzakelijke taak blijven uitvoeren, eren en waarderen, dan doen wij dat, omdat zij in de kracht, natuurlijkheid en schoonheid van hun fysieke wereld een innerlijke gemoedsrust en een krachtige wil tot uiting brengen.
Wij mogen echter niet te spaarzaam met onze krachten omspringen. Het is een blunder zich aan luiheid over te geven en zichzelf te verwennen, want dit is de wijze waarop we onszelf vernietigen. Het tegendeel is waar: ook al lijkt het dat wij onze energie opofferen en verkwisten, het is precies door deze te gebruiken, dat wij het energiepeil herstellen en vermeerderen. Bij vrijwillige actie geldt de regel: hoe meer energie men aanwendt, hoe meer energie men bezit.
Actie kan enkel worden opgewekt door het aangaan van deze innerlijke strijden het behalen van de zege over het systeem, dat de vooropgestelde plannen poogt te kelderen. Deze actie legt vanaf het begin beslag op het gehele organische en mentale leven. Zal de actie, indien deze bijdraagt tot de wederzijdse afhankelijkheid van lichaam en ziel/geest, niet de rijke variatie aan gedachten en de ongekende kracht van de vrijheid schade berokkenen? Neen. Wanneer de wil ondergeschikt wordt aan de strikte eenvoud van een unieke oplossing, is de gekozen actie bron van uitbreiding en verrijking.
Een grote moeite of een manhaftig besluit tot doorzetten en volharden schept een gevoel van ontwaken en een levendige duidelijkheid. Zolang wij niet tot actie overgaan, kennen we onszelf niet. Zolang wij niet handelen, leven en denken we als in een droom, als in het korte ogenblik van helderheid tussen twee slaapperiodes in, waarin we niet de kracht hebben, om de ogen te openen, rond te kijken, op te staan en een nieuwe start te nemen. Deze houding moet absoluut worden afgewezen, want het is volledig tegengesteld aan de meest essentiële en wezenlijke beweging van onze natuur. Hoe kunnen wij anders weten of en hoe alles functioneert in ons innerlijk universum, of onze aandacht voldoende gefocust is, of onze bedoeling precies genoeg is, onze ijver levendig genoeg en onze wil nog steeds waarachtig?
De waarborg en maatstaf van echtheid is immers het breken van de onzekerheid, waardoor de meest verborgen en intieme geheimen, die misschien onbekend maar zeker verborgen waren, nu openbaar worden. Actie is de ‘ont-dekking’ van onze oorspronkelijkste en diepste aard. Door het manifesteren van het kwade kan onze zwakheid een versterkende waarschuwing worden… Deze ontdekking is des te belangrijker als tegenspraak van elke waanvoorstelling, die wij kunnen hebben omtrent onze eigen verdienste. Door onze daden kunnen we onszelf beter zien dan door onze plannen en gedachten, waardoor we kunnen worden, wat en hoe we zelf wensen te zijn. De acties die opwellen uit de diepte van ons onderbewust leven kunnen ons van dienst zijn bij het bestuderen van de stormen en stromen, die ons meesleuren, zonder dat wij er notie van hebben…
Actie dient niet enkel om te merken wat sterker wordt in ons of wat soms sterker is dan ons, maar actie bouwt ook een sterk centrum op, dat de hoeksteen wordt van ons karakter te midden van de onverschilligheid en de chaos van onze innerlijke toestanden. Hoe vaak wensen wij niet iets; nadat we gehandeld hebben of omdat we gehandeld hebben. Het leven van een kind schommelt tussen tegengestelde verlangens en grillige emoties. Het bouwt op en vernielt, verveelt zich snel: het is een levende anarchie. Om een innerlijk systeem op te bouwen waarin alle krachten van het kind samengebundeld worden in een cluster, dient het te leren hoe het slechts één neiging standvastig moet volgen, terwijl alle andere moeten uitgesloten worden… Zoniet zal verwarring het kind overrompelen en zal het niet weten wat het werkelijk wil.
Zo komen wij door het handelen in een situatie, waarin we dàt kunnen wensen, wat bij aanvang door gebrek aan moed niet gewenst kon worden, nl. wat we wensten te wensen. Na vele en langdurige beraadslagingen is het besluit toch altijd het resultaat van één enkel ogenblik. Na dit cruciale punt ontvouwt de actie zich, onafhankelijk van de vroegere gebeurtenissen en moeilijkheden. We moeten hoe dan ook blijven werken, zelfs als we daartoe door de omstandigheden worden gedwongen. De vreugde hierover zal achteraf zeker ons deel zijn.
Zelfs wanneer je niet alles ervaart wat je zegt of doet, wanneer je slechts één verlangen koestert in plaats van vele waarachtige andere verlangens, wanneer woorden en daden minder het gevolg zijn van een enthousiast en overvloeiend hart, maar meer en eerder van een dorre en walgelijke dwang, zal dit feit ons stapje voor stapje leiden naar de werkelijkheid van ons geweten, dat ons leven bepaalt…Wie niet handelt, gaat verloren.”5
Wensen zijn niet voldoende en blijven niet duren. Om tot actie over te gaan is een vorm van dwang nodig, die de verstrooide krachten bundelt en richt. Actie ontketent een oorlog, waarin de legioenen in ons vertrappeld moeten worden. En deze oorlog gaat verder, wat we ook doen of nalaten. Als we niet van leer trekken tegen de vijanden van onze wil, dan zullen zij ons vernietigen. Wij moéten strijden: wie niet strijdt en de oorlog ontvlucht, zal het verlies van zijn vrijheid met zijn leven betalen. Zelfs in de allerbeste mens zijn er kwade invloeden, onzuiverheden en lage hartstochten.
“Deze vijandige krachten mogen zich geenszins groeperen tot een gewoonte of systeem, ze moeten verdeeld en bedwongen worden. De goede krachten daarentegen moeten tegen deze anarchie verenigd worden, voordat coalitie, medeplichtigheid en verraad tot stand komen. Om ons te beschermen tegen de verwarring van het laatste ogenblik en de drogredenen van een misleid geweten, dat bepaalde handelingen tot toestaat en bepaalde pleziertjes toch goedkeurt, moeten we de gewoonte hebben in de aanval te trekken en niet tevreden te zijn met na te laten, wat verboden is. We moeten leren lessen te trekken uit vroegere ervaringen en toelaatbare, maar verraderlijke verlangens meteen uitrukken. Het is niet voldoende onbewuste bewegingen niet te willen, want eens wordt je wil door verrassing misleid. Het is niet voldoende weerstand te bieden, want eens wordt je wil toch verslagen. Je moet steeds onverwijld en onbevreesd je tegenstander tegemoet treden en het gevecht aangaan. Zo leer je jouw geweten nieuwe wijzen om de weerstand van deze dreigingen in de kiem te smoren. Weloverwogen actie maakt elke handeling vrijer en bewuster.
De strijd is eindeloos, de overwinning nooit echt behaald. Ons lichaam als levend bouwwerk blijft altijd onstabiel en wankelbaar. Wat opgegeven of verzwakt was, moet voortdurend worden opgewekt door een vurige vlam of een frisse adem van de ziel. Hierdoor worden alle noodzakelijke elementen om tot actie over te gaan gesmolten tot één bezielde bundel. Wie ooit tot actie is overgegaan, wordt niet vrijgepleit van verdere actie: in het morele leven bestaan er geen heersers.”6
De vereniging van de wil, of nog beter, van alle mogelijkheden van de ziel kan echter slechts worden bereikt door gebed.
1 Maurice Blondel, L’Action
2 Maurice Blondel, L’Action
3 Maurice Blondel, L’Action
4 Maurice Blondel, L’Action
5 Maurice Blondel, L’Action