ZOE DĂİAN – nicht van vader Arsenie Boca
“Vader Arsenie was de neef van mijn vader, Vasile Crucin. De vader van Vader Arsenie en oma (moeder van mijn vader) waren broer en zus. Dus, tussen ons, was een generatie verschil.”
“Hij heeft vele jaren met ons gewoond, want bij ons was zijn huis. Na zijn tijd bij ons, ging hij later naar lyceum, naar het internaat in Brad. Hij pakte dan de trein en moest 80 kilometer reizen. Hij kwam elke zaterdag en tijdens de vakanties. Later, deed hij precies hetzelfde, wanneer Vader naar Theologie in Sibiu moest of wanneer hij Kunst Academie had gestudeerd in Boekarest. Ons huis was zijn huis. Wij woonden in het gebouw van school, die bestond uit drie grote kamers en met alle annexen. Vader had zijn eigen ruimte waar hij dan de hele dag zat te lezen of anders was hij te vinden in de tuin. Zijn hele leven draaide om zijn geloof en de religieuze boeken. Als hij niet aan het lezen was, dan was hij bezig met schilderen in de tuin of aan het bidden. Hij hield heel erg van schilderen, voornamelijk het schilderen van landschappen en Bijbelse scenes. Portretten, nee. Hij schilderde alleen op canvas doeken. Maar toch las hij het meest…”
“Tijdens de middelbare school (lyceum) was Vader een zeer goede leerling, ook al was hij in zichzelf gesloten en introvert. Hij hield van leren, maakte niet uit waar het over ging. Hij straalde uit in elk schoolvak, omdat hij een heel serieus kind was. Hij nam zijn leven serieus. Maar dit was niet altijd het geval, soms kwam het kind in hem ook naar boven. Ik herinner me nog dat bij ons thuis, moeder hem soms onder andere als taak gaf om naar het kippenhok te gaan om eieren te collecteren, maar in plaats daarvan dronk hij ze op. “Als je koekjes wilt, moet je geen eieren meer opdrinken!” zei mama dan. En Zianu (toekomstige Vader Arsenie) moest lachen en daar werd hij vrolijk van… Later, toen hij naar de faculteit ging, is hij volwassener geworden en in deze periode is hij veranderd. Toch bleef hij wel in zichzelf gekeerd, gecensureerd en verlegen. Maar, tijdens de vakantie, wanneer hij naar huis kwam, voelde hij zich goed in zijn vel. Hij zwierf door het dorp heen, hij droomde onder de oude perenbomen in de tuin en hij discussieerde graag met vader met enthousiasme en betrokkenheid. Later, waarschijnlijk, toen hij het leven leerde kennen, veranderde hij van gedrag. Hij was stormachtig en meedogenloos met zijn medemensen en hun zonden.
Hij vergaf ze niet. Hij was open en zei het recht in hun gezicht. Maar met de familie was Vader altijd en zijn hele leven teder. Bijvoorbeeld, ik herinner me nog dat Vader zich heel erg vasthield aan mijn vader en zij verschilden ook niet veel van leeftijd. Mijn vader heette Vasile en de familie noemde hem Lica. In de avond, tijdens het diner, vertelde mijn vader hem: “Ziane, drink alsjeblieft wat brandwijn met mij!” “Maar Lica, drink jij maar gerust, zonder mij” en hij weigerde zijn aanbod. En ik wil jullie ook iets vertellen over Vader en zijn kuisheid. Mijn ouders hadden heel veel peetkinderen en het deed hun plezier om ze te trouwen. En mama, wanneer er een bruiloft of een dop was, zei ze: “Ziane, kom met ons mee naar de bruiloft, zodat je daar plezier kan beleven, zodat je met een meisje kan dansen, omdat je jong bent!” Mama wilde heel graag dat hij kennis maakte met meisjes uit de gemeente. Elke keer weer, gaf Vader hetzelfde antwoord: “Ach, Marioara, Marioara, ik ben niet gemaakt voor deze wereld.” Hij was anders. Sinds jongs of aan, wilde hij zijn hele leven graag Jezus eren en dienen. Hierdoor hield hij niet van de gezelschap van de vrouwen, maar ook niet die van de heren.”
“Vanaf het moment dat Vader was aangekomen in het Klooster Sâmbata en monnik werd gewijd, werden er grote, diepgaande veranderingen in hem gemaakt. Dit kwam meer naar voren toen hij naar de Athos Bergen ging en hij het heilige visioen van Maagd Maria meemaakte! Toen Vader thuis kwam, vertelde hij ons vol enthousiasme over zijn ontmoeting in Geest met Maagd Maria.
Ook rond die tijd, begon er bij hem een nieuw buitengewoon intuïtie op te spelen: hij had alleen maar de mens nog in zijn vizier ( hij keek allen) en hij wist alles over hem. Maar ook als helderziende – de toekomst zien. Ik voelde hem ook aan, omdat waar ik ook ging om hem te bekijken – in Sâmbata, in Boekarest of in Drăgănescu – hij wist altijd dat ik eraan kwam, ook al kondigde ik dat nooit aan.
Maar ik voelde me het meest gelukkig in het klooster Sâmbata! Toen der tijd, was de Communistische periode nog niet begonnen bij ons en ik bleef bij mijn ouders, beter dan drie weken in het klooster die Vader helemaal deed opbloeien. En hij, omringd door vele gelovigen, vond toch tijd om gelukkig te zijn en trots op mij als zijn kleindochter, die veel voor hem betekende en ook bleven we dezelfde smaak hebben als het om eten ging. Wij hielden allebei van polenta met kaas en dat observeerde de chef van het klooster ook…”
“Een paar jaar later, had het nieuwe regiem hem in het nauw gedreven! Ook al participeerde hij niet aan het beleid (politiek). Hij zei dat hij deed het beleid (de politiek) van de Bijbel en God. Maar hij hielp iedereen, vooral geteisterde mensen. En wanneer aan hem werd gevraagd in een onderzoek of hij Partizanen uit Bergen Făgăraș hielp, zei hij nor nee nor ja, want hij wilde niet liegen. Zodoende, hebben ze hem in de gevangenis gegooid.
Wat daar is gebeurd, weet ik persoonlijk van Vader Arsenie. Na zijn arrestatie, hebben ze een officier en twee soldaten op hem afgestuurd om hem uit te kleden uit zijn klooster kleren.
En zo kwamen ze steeds dichter bij Vader: “Vader, doe gelijk je klooster kleren uit!” dicteerden ze. En Vader antwoordde met: “Dit zijn mijn kleren!”. “Laat maar, wij kleden jou wel uit” schreeuwden ze en zetten een stap dichter bij de Priester. Maar al snel werden ze terug getrokken; ze konden niet dichter bij komen. Snel gingen ze naar de baas van de gevangenis om dit te rapporteren. “Laat mij maar, ik ga zelf wel en ik kleed hem wel uit!” Hij was majoor. “Beter kleed jij je zelf uit” zei de majoor tegen Vader, “anders kleed ik je uit!” “Dit zijn mijn kleren!”, zei Vader weer. De officier kwam zijn kant op, maar werd gelijk terug getrokken alsof hij door een muur werd weg geduwd en hij zei: “Jij hebt de duivel in je!” “Nee, ik heb God in mij!” zei Vader en zo bleef hij in de gevangenis, in zijn soutane. Wanneer hij naar buiten in de tuin mocht om te wandelen, preekte hij God. De baas van de gevangenis hield hem in de gaten zodat hij niet meer kon preken, omdat teveel anderen zich om hem heen cirkelde. Maar hij respecteerde deze opdracht niet. Hij heeft het me persoonlijk vertelt: “op een gegeven moment, zag ik dat de baas met grote ogen luisterde naar de Evangelie, die ik prediceerde.”
“Hij is altijd zo geweest, als een heilige… Een wijze en stormachtige heilige, die heeft gedroomd en zich ingespannen tussen ons heeft en wiens ziel <als een stroom van vuur tot God klom>, zoals Vader zelf zei. Een heilige wiens tijd nog niet is openbaard…”
Fragment uit “Op de sporen van Vader Arsenie Boca: De Adolescent Uit de Tuin met Bloemen” – interview gerealiseerd door Valentin Iacob, verschenen in Formule AS nr. 886/2009.