Uit wat geschriften ons leren, blijkt dat slechts 10% van onze geestelijke capaciteit als bewuste kennis wordt geregistreerd. De overige 90% blijft verduisterd in het onbewuste. We kunnen het vergelijken met de kleurrijke top (10%) van een aardappel, die voor de rest (90%) rot is. Godslasterlijke gedachten zijn gelijkaardig: het zijn zwarte olievlekken, die kleurrijk worden weerspiegeld in het zonlicht.
Veronderstellen wij even dat de verborgen, recessieve reserves zich openbaren door zich aan de dominante energieën vast te hechten, waardoor ze als een paar geneses licht zouden voortbrengen uit duisternis. Veronderstellen wij dat dit erven van twee tegengestelde kenmerken binnen één persoon zou bestaan. Indien deze mens tot God zou willen bidden, wordt enerzijds zijn bewuste geest door een positieve energie stralend opgelicht, terwijl anderzijds vanuit zijn onbewuste een tegengestelde energie wordt opgewekt. Tijdens dit ogenblik van conflict wordt door de erfelijkheidshormonen op het geestesscherm een beeld geprojecteerd, dat totaal anders is dan de icoon, waarvoor er gebeden wordt. Indien de biddende mens een lang en zondig verleden heeft, wordt dit conflict versterkt door zijn spiritueel geheugen. Een zondig verleden slijt niet, maar achtervolgt de mens als een strafblad. Boete en verzoening dringen zich op. Het geheugen, dat de littekens uit het verleden oproept, is hierdoor ook de oorzaak van vergeving, die de sporen uit het verleden uitwist.
De allereerste liefde is de liefde voor de ouders. Het eerste kind had God als zijn Vader. Liefde wil blijven duren, liefde duldt niet dat de geliefde sterft. Zo worden gevierde regeringsleiders vaak beschouwd als sterfelijk: in het verleden werden ze als onsterfelijke goden gezien. Hieruit blijkt dat de bestaansreden van de liefde bij God ligt, Die eeuwig is. Wie God liefheeft, zal eeuwig leven. Soms worden mensen echter overweldigd door vleselijke liefde. Niet elke vorm van een dergelijke liefde is zondig, maar we onderschrijven wel dat deze vorm van liefde door zonde geïnfecteerd is. De zonde huist in het lichaam en laat de ziel, zoals reeds eerder beschreven, neigen naar verderfelijkheid en corruptie. We merken dus op dat de zonde weerstand biedt aan de Goddelijke natuur van de ziel, die ons trekt naar deugdzaamheid en heiligheid.
De beleving van deze lichamelijke liefde laat een sterkte indruk na in de tempel van de mens, meer bepaald in de 90%-zone van het onbewuste. Hier wordt deze beleving, ingekapseld in een symbool, opgeslagen als een gewetensconflict, dat als wachtend dynamiet ooit tot ontploffing kan worden gebracht. Een vervloeken van God is zo’n ontploffing, waarbij vaak een (Engels) woord wordt gebruikt, dat in dit boek niet kan worden weergegeven. Het is de uitdrukking van de vernederende en zondige kant van deze liefde, die in ons lichaam gevoeld wordt en die vanuit het onbewuste opwelt en uithaalt naar de morele censuur en naar de enige, ware Geliefde, nl. de God, die zij vervloeken. Vloeken is de uitdrukking van een ogenblik van een duivelse angst en een overschaduwde geest. Wat ooit werd verwaarloosd, wordt vroeg of laat door de norm van het geweten in rekening gebracht.
Vloeken bewijst dat de lichamelijke liefde ingesloten werd door schaamte, oneerlijkheid en nefaste gedachten. Dit alles wordt als een symbool in het donkere onbewuste opgeslagen en verborgen. Bij mensen met een zwakke beheersing, waarbij deze zwakheid als erfelijk wordt beschouwd, slaan de stoppen op een bepaald ogenblik door: hierbij wordt de toevloed van bloed en gal in de hersenen zo groot, dat hun geweten wordt overschaduwd en golven van goddeloosheid oprijzen. Sommigen vervloeken God luidkeels, anderen vervloeken Hem tijdens het bidden. Dit alles is het gevolg van erfelijke overdracht, van zonden uit het verleden, van informatieve boodschappen, van bewuste of onbewuste herinneringen, van het conflict tussen de vulgaire afbeeldingen, die de hormonen ons opdringen, en de iconen in onze gebedenhoek en tenslotte door het mechanisme van de ongelijkheid.
Wanneer de innerlijke of uiterlijke omstandigheden gunstig zijn voor de recessieve geneses, wordt hun latente energie opgewekt om door het onbewuste heen te breken en het bewustzijn te overspoelen, te verduisteren en te verdringen. Ook het biddende lichaam voelt de spanning van tegenstelling. Wie met deze ongelijkheid geen raad weet, kiest vaak voor de onjuiste oplossing, nl. het stoppen met bidden. Heiligen bestreden (de verlangens van) hun lichaam en brachten het in overeenstemming met de hogere eisen van het geweten, zodat hun lichaam een weerspiegeling werd van de doelen, die hun ziel nastreefde. Hier, in ons aardse leven, wordt het bestrijden van de lichamelijke hartstochten een zaak, die de ziel aanbelangt.
Vloeken heeft dezelfde oorzaak als blasfemie of godslastering. Het onderscheid tussen beide is dat het vloeken soms door de geest/het verstand wordt toegelaten, soms ook gecensureerd. Daarom is de schuld van godslastering veel kleiner. Godslastering zijn het bewijs van een vroegere zonde of nalatigheid, niet van een recente. Ze zijn een straf, die evenwel niet tot gekheid of krankzinnigheid leidt, zoals vaak wordt gedacht. Vloeken bewijst dat de mens, zeker op een bepaald ogenblik, totaal ontoerekenbaar handelt, dat zijn genetische structuur en omgeving gestoord zijn, wat zich uit op het vlak van zijn beheersing en zijn prikkelbaarheid (zenuwstelsel). Indien hij niet zorgzaam met zijn situatie omspringt, bestaat de kans dat de gevangenispoorten zich openen om hem te verwelkomen.
Een gevaarlijker vorm van godslastering is de leugen, de zonde tegen de waarheid. Sommige mensen zijn zo ‘vreemd’ biologisch gestructureerd dat liegen een tweede natuur is geworden. Deze mens lijkt op een gasmeter, die zich niet bewust is dat een gaswolk passeert: de mens realiseert zich ook niet dat een wolk leugens aan hem voorbijgegaan is. Wanneer iemand hem op zijn leugens wijst, herinnert hij zich niets en geeft hij ook niet toe te hebben gelogen. Een innerlijke macht dwingt hem voortdurend tot liegen, maar terzelfdertijd voelt deze mens zich de meest eerlijke mens op aarde. Het lijkt wel alsof de nacht zijn geest heeft bedekt en niet hijzelf, maar iemand anders vloekte, loog of stal. Dergelijke mensen zitten gevangen in een permanent web van tegenstellingen. Ook dit komt in een stukgelopen huwelijk vaak voor: de spirituele noden van de partner worden genegeerd. Dit kan het best worden waargenomen in de ouders van het gehuwde paar, want de tijd heeft al hun gaven en fouten openbaar gemaakt: de appel valt immers niet ver van de boom.
Gierigheid, hebzucht, jaloersheid dronkenschap, trouweloosheid, leugen, ontucht en alle andere ondeugden beïnvloeden stuk voor stuk het lichaam en laten hun sporen na in de erfelijkheidsdragers. Op die wijze worden de hartstochten, tegengesteld aan de oorspronkelijke menselijke natuur, in het nageslacht gezaaid als zaden van onkruid in Gods tuin. Wat zal, wanneer deze kinderen tot leven worden gewekt, het resultaat van de oogst zijn? Er bestaan slechts twee mogelijke resultaten. Ofwel worden de normale of pathologische kenmerken van de ouders rechtstreeks, door de dominante wijze van erfelijkheid, overgedragen op hun kinderen, ofwel gebeurt dit door het atavistische model, waarbij bepaalde kenmerken gedurende een of twee generaties verborgen blijven en plots en onverwacht opduiken tijdens de derde en vierde generatie nakomelingen. Is dit niet de wijze waarop de geschiedenis zichzelf herhaalt?