Laat ons hier even enkele gevallen bespreken, waaruit blijkt hoe erfelijkheid werkt.
“Veronderstellen we dat een zwakzinnige vader hebben met twee recessieve geneses voor intelligentie en een intelligente moeder met normale geneses voor intelligentie. Volgens de wetten van de kansberekening of waarschijnlijkheidsleer, toegepast op de erfelijkheid, zijn de kinderen hybriden, die een dominant genesis en een recessief genesis zullen hebben. Recessieve geneses manifesteren zich slechts, als de beide geneses recessief zijn. Zodra één genesis dominant is, is de recessieve genesis niet actief. Hij ‘wijkt terug en wordt gedomineerd’ door de dominante genesis. Kinderen zullen in dit geval dus een normale intelligentie hebben, net als hun moeder. Dit voorbeeld wordt door fig. 11 geïllustreerd. Het enige probleem bij deze kinderen is dat zij een kiem van een gebrekkige intelligentie in latente vorm met zich meedragen. Deze kiem kan zich manifesteren bij hun nakomelingen, zoals wij dadelijk zullen zien.
Fig. 11: Hoe erfelijkheid werkt… (voorbeeld 1)
Veronderstellen we dat zo’n kind met een recessieve genesis voor intelligentie (d.w.z. zwakzinnigheid) huwt met een partner die 2 recessieve geneses voor intelligentie heeft. Uit de wetten van de kansberekening volgt dat de helft van hun nakomelingen beide recessieve geneses zullen erven en dus zwakzinnig zullen zijn, terwijl de tweede helft één dominante en één recessieve genesis zullen erven en dus normaal intelligent zullen zijn.
Fig. 12: Hoe erfelijkheid werkt… (voorbeeld 2)
Veronderstellen wij dat zo’n kind met één recessieve genesis voor intelligentie huwt met een partner, die ook één recessieve genesis voor intelligentie heeft. Beide ouders zijn gezond en normaal, hun ‘gebrek’ is wel in hun erfelijke structuur aanwezig, maar wordt niet gemanifesteerd. Volgens de wetten van de kansberekening (we denken hierbij aan het opgooien van twee munten) zijn er 4 mogelijke resultaten, maar slechts 3 combinaties (bij de munten: kruis-kruis, munt-munt, kruis-munt, munt-kruis).
Fig. 13: Hoe erfelijkheid werkt… (voorbeeld 3)
Uit fig. 13 blijkt dat bij de nakomelingen van dit gezin er één kind (a) is, waarvan beide geneses dominant zijn en dat dus normaal intelligent begaafd is, dat er één kind (b) is, waarvan beide geneses recessief zijn en dat dus zwakzinnig is en dat er dus twee kinderen (c en d) zijn, die één dominante genesis en één recessieve genesis hebben en dus normaal intelligent begaafd zijn, maar het gebrek in latente vorm met zich meedragen, waardoor 25% van hun nakomelingen zwakzinnig zullen zijn…
Veronderstellen we nu dat het kind b uit fig. 13 een partner heeft met twee dominante geneses voor intelligentie, maar ook twee recessieve geneses heeft voor een ander kenmerk. Het nageslacht van deze ouders zal normaal zijn, want de dominante geneses zijn bepalend voor de verschijningsvorm, maar het draagt wel de beide recessieve geneses met zich mee, zoals blijkt uit fig. 14.
Fig. 14: Hoe erfelijkheid werkt… (voorbeeld 4)
Het verhaal gaat dat een filmdiva uit Hollywood, ‘the place to be’ voor wie zich een ster waant, zich bekommerde om de erfelijkheidswetten en het nageslacht van de mensheid. Ze stuurde een huwelijksvoorstel naar Bernard Shaw, in haar ogen de meest intelligente man ter wereld. Ze meende immers dat hun kinderen haar schoonheid en zijn intelligentie zouden erven, waardoor ze én de knapste én de intelligentste kinderen ter wereld zouden zijn. Het verhaal gaat ook dat Shaw haar voorstel naast zich neerlegde, omdat hij vreesde dat de kinderen zijn schoonheid en haar intelligentie zouden erven. Uit dit voorbeeld blijkt dat de filmdiva het gelijk aan haar kan had.
Wanneer beide ouders zwakzinnig zijn (beiden dus met twee recessieve geneses), zullen alle kinderen ‘natuurlijk‘ zwakzinnig zijn: het opgooien van twee munten, waarvan de beide zijden enkel ‘kruis’ zijn, kunnen nooit een ‘munt’-resultaat opleveren.
Fig. 15: Hoe erfelijkheid werkt… (voorbeeld 5)
Het is een zegen te merken dat de erfelijkheidskenmerken bepaald worden door het verenigen van de geneses van beide ouders, zoals geïllustreerd wordt in het volgende voorbeeld, waarbij de ouders beurtelings (en dus nooit samen) recessief zijn in een reeks geneses, behalve in één geneses, waarin beide ouders dominant zijn. De kinderen zullen in werkelijkheid normaal blijken te zijn, maar ze dragen wel de kiemen van de gebreken van hun ouders latent met zich mee.
Fig. 16: Hoe erfelijkheid werkt… (voorbeeld 6)
Het kan echter ook anders:
Fig. 17: Hoe erfelijkheid werkt… (voorbeeld 7)
Uit deze voorbeelden blijkt dat er vele mogelijkheden zijn, waarin geneses gecombineerd worden, die biologische configuraties bepalen. Het aantal lijkt haast oneindig. Inderdaad, uit de berekeningen van Thomas Morgan Hunt blijkt dat 24 chromosoomparen 282 429 536 481 mogelijke combinaties opleveren. Ter vergelijking: in 1948 bedroeg de totale wereldbevolking 2 000 000 000 mensen1 , dat is zowat 141 maal minder! Omdat erfelijkheidskenmerken niet enkel afhangen van het aantal mogelijke combinaties bij 24 chromosomen, maar ook van het aantal geneses van elk chromosoom (het aantal varieert van honderden tot duizenden per chromosoom), is het aantal mogelijke combinaties van tienduizende geneses een getal dat de menselijke verbeelding overstijgt.”2
1 Vandaag leven er ongeveer 6 000 000 000 mensen op aarde.
2 Nicolae Margineanu, Psychologie van de Mens