Wij kunnen in het licht van de chromosoomtheorie ook enkele canonieke wetten beter begrijpen, b.v. het huwelijksverbod voor familieleden. Er bestaat een absoluut huwelijksverbod voor familieleden in rechtstreekse zin, in onrechtstreekse zin geldt het verbod tot familieleden van de achtste graad (E-E’).
Fig. 18: Het huwelijksverbod tussen familieleden
In een erfelijkheidsschema ziet dit er als volgt uit:
Fig. 19: Erfelijkheid binnen familieleden
Vanaf de eerste voorouder wordt volgens de Schrift een aantal recessieve geneses, gecreëerd als gevolg van begane zonden, overgedragen op de kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen en achterachterkleinkinderen tot de 3de of 4de generatie. Aanvankelijk bleven deze geneses in een latente, d.i. niet-actieve staat. Wanneer een huwelijk voltrokken wordt met -volgens dit criterium- ‘gezonde’ partners, dan zullen de dominante geneses de recessieve geneses (met mogelijke gebreken) uitschakelen, waardoor de nakomelingen gezond zullen zijn.
Wanneer echter de nakomelingen met een familieband tot in de 4de, 5de, 6de, 7de of 8ste graad onderling huwen, zal er met de grootste waarschijnlijkheid een recessieve genesis uit hun voorouders in hun kinderen opduiken, die zich zal manifesteren als een dominante geneses en zich zal uiten in een ongeneeslijk gebrek of tekort.
Daarom verklaart de Kerk, die de afwijkingen bij de nakomelingen van gehuwde familieleden opmerkte, deze huwelijken ongeldig en verboden. Het verzekeren en vermeerderen van familiebezit was destijds en is nog steeds een oorzaak van vele straffen Gods, die geldzuchtige en gierige families hebben getroffen of kunnen treffen.