- In welke omstandigheden wordt er aan de geneses schade berokkend, waardoor ze recessief worden?
- Wat is de oorzaak van deze genetische en levensbepalende ongelukjes?
- Wie of wat is verantwoordelijk voor de microkosmos?
- Wie of wat bepaalt het aantal mogelijkheden of variaties? Wat met het bereiken van de grens van alle mogelijkheden of variaties?
- Welke wet(ten) gehoorzamen de eicellen, wanneer tijdens de bevruchting het aantal chromosomen tot de helft herleid wordt, nl. van 2N tot N of van 48 tot 23-24 chromosoomparen?
- Gebeurt hetzelfde bij de zaadcel?
- Wat bepaalt de keuze bij de paren, zelfs voordat ze door de strengen worden gescheiden?
Is het toeval? Zijn het wetten? Welke wetten? Die van Mendel? Behoren de wetten toe aan wie ze ontdekte of aan Hem, Die ze ontwierp? Wie houdt de toepassing ervan in het oog? Mendel, Morgen, de wetenschap of hun Schepper? Wat wordt er verstaan onder ‘de wetten van het leven’? Dat het leven zelf de wetten ontwierp, waaraan het gehoorzaam werd? Als de wetenschap pretendeert de levenswetten te kennen, waarom kan de wetenschap dan nog geen leven creëren? Kan wetenschap leven scheppen? Neen! Het leven en de levenswetten stijgen uit boven de grenzen van de wetenschap: het leven kan nooit door de wetenschap omvat en volledig begrepen worden, tenzij door de Ene, Die het leven en de levenswetten uit het niets heeft geschapen. De Auteur van het leven en de levenswetten is God. Hij is het, Die deze kent en onderhoudt, wanneer de tijd zich ontvouwt. Elke ontdekking moet gepaard gaan met grenzeloze eerbied voor de auteur ervan. En dat is God, niet de wetenschap.
Het dispuut gaat verder, de discussie blijft duren, zolang de realiteit van het leven, en in het bijzonder de mens, vooral geanalyseerd wordt vanuit materieel oogpunt, als voorwerp van zintuiglijke waarneming, met behulp van microscopen en andere hoogwaardige, technische toestellen. De mens als geheel wordt steeds vaker een onbekende. Mensen, die zich beperken tot eenzijdige kennis, lopen het dreigende gevaar arrogant te worden, zonder zich daarvan bewust te zijn. Het zijn de vogelverschrikkers van de wetenschap.
Niet [alles] weten en dat bekennen is niet steeds een fout, het is vaak een deugd. Slechts weinig weten en toch pretenderen alles te weten, is verwerpelijk, beschamend en beschuldigend.
“Een ware intellectueel blijft zich vragen stellen tot hij de wetenschappelijke limieten bereikt. Zijn vastberadenheid en de bevestiging van zijn bevindingen zullen hem uiteindelijk leiden tot het heiligdom van de religie. Laten we even aannemen dat wij door ons wetenschappelijk onderzoek het finale punt bereikt hebben waarop wij alle wetten hebben ontdekt, die de processen in het heelal sturen. Laten we verder aannemen dat we als ultieme triomf deze wetten in een gesloten systeem van onderlinge verbanden hebben kunnen integreren, waardoor de toekomst van het universum in de ogen van elke wetenschapper voorspelbaar en dus ook gekend is. Als op dat ogenblik alle wetenschappelijke vragen een antwoord hebben gekregen, dan zal er nog één dubbele vraag overblijven, waarop de wetenschappen het antwoord schuldig zullen blijven: waarom heeft het universum dié grenzen, die door het gesloten en wetenschappelijk systeem van onderlinge verbanden werden vastgelegd en waarom is het heelal onderhevig aan dié wetmatigheden, die door de wetenschap werden ontdekt en vastgelegd en niet aan àndere? Deze vragen zullen nooit door de wetenschap kunnen worden beantwoord, ook niet als het onderzoek succesvol werd afgerond. Op deze vraag kan enkel religie antwoorden en dat kan slechts op één wijze, nl. door het bestaan van een persoonlijke God, buiten het heelal, Die uit het niets het huidige universum heeft geschapen door een bewuste handeling en keuze uit oneindig veel mogelijkheden en daardoor al het geschapene met uitzonderlijke liefde koestert en bezielt.
Ongetwijfeld zullen de geest van volharding en de liefde voor de waarheid, indien beide ten diepste worden beleefd, getuigen over de relativiteit van de wetenschappelijke bevindingen en over de ontoereikendheid van de wetenschap t.o.v. de opduikende problemen. De wetenschappelijke en religieuze visies worden beide opgenomen in een vurig zoekend verlangen naar het mysterie, dat het domein van het wetenschappelijk onderzoek omvat en waarin de ontmoeting zich openbaart met het Wezen, Dat het universum als Schepper overstijgt en Dat het geschapene steeds met Liefde (be)geleid heeft, (bege)leidt en zal blijven (bege)leiden.
Voor wie het wil zien, is het duidelijk dat de oplossing van het dispuut tussen wetenschap en religie niet ligt in het opgeven van het wetenschappelijk onderzoek. Zowel in de microkosmos als in de macrokosmos kan en moet de wetenschap haar eigenwaarde blijven bevestigen en vergroten. Wat evenwel moet bestreden worden, zo blijkt uit onze voorlopige analyse, is de arrogantie en het enggeestige en kortzichtige dogmatisme van de wetenschap. Deze twee ondeugden zijn kenmerken, die in een ware wetenschapper niet worden gevonden.”1
De erfelijkheid overstijgt het domein van de biologie en de kansberekening, maar we moeten de wetenschappelijke bevindingen ook niet in twijfel trekken door een overmatige bevraging. Het is echter wel duidelijk dat niet alle vragen over de erfelijkheid door de positieve wetenschappen kunnen worden beantwoord.
1 Tudor Vianu, De Filosofie van de Cultuur