Het foutief interpreteren of het onjuist begrijpen van de betekenis van woorden bezorgde de mensheid reeds flink wat problemen. Niet iedereen verstaat hetzelfde bij een zelfde woord. Bij het misverstaan van gedachten is de schade nog groter. Soms lijken dingen zonneklaar te zijn en toch worden ze verkeerd begrepen. De geschiedenis bevestigt dat Christus’ woorden en gedachten het vaakst, bewust of onbewust, verkeerd werden en worden geïnterpreteerd of begrepen. Wat er ook wordt beweerd, Christus wist hoe Hij een duidelijke boodschap moest brengen, ook al meenden sommige leerlingen dat Hij krankzinnig was en keerden zich van Hem af: “Deze rede is hard. Wie kan haar aanhoren?”1 Anderen, de Farizeeën, noemden Hem een instrument in de handen van “Beëlzebub, de overste der geesten.”2 De Hoge Raad verweet Hem: “Hij heeft God gelasterd!”3 Daarom veroordeelden ze Hem ter dood.
Dit gevaar, dat nog steeds aanwezig is, heeft echter ook een keerzijde. Vele mensen beweren dat ze God prijzen en aanbidden, maar zij bespotten het Kruis, de Heiligen, de Kerk en de Sacramenten (Mysteriën) en omdat Christus werkelijk Mens werd, vervloeken ze zelfs Zijn Moeder. “En de draak werd toornig op de Vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben.”4 Al deze mensen doen hetzelfde: ze veroordelen Christus ter dood.
Zo zijn er ook misverstanden en discussies tussen andere entiteiten: lichaam en ziel, rede en instinct, wetenschap en geloof (of beter: onwetendheid en geloof), gevallen engel en gevallen mens.
Zolang de gevallen mens volhardt in zijn decadentie, d.i. zijn gevallen natuur, zal hij geen belangstelling tonen om het verschil te begrijpen tussen zonde en deugd. In zijn geest bestaat enkel het puur materiële. Wat hij niet kan zien, bestaat niet. God, onsterfelijkheid, verrijzenis, oordeel, demon en hel zijn slechts woorden en begrippen, die enkel de geest van dwazen en gekken kunnen prikkelen. (Ik vraag me wel af hoe intelligent iemand is, die beweert dat b.v. de piramiden van Egypte niet bestaan, omdat hij deze nog nooit heeft gezien…) Inderdaad, ik wist niet dat de mens de maatstaf van het universum is. Ik vraag me af wie de mens zal behoeden tegen de duisternis, als hij enkel in de aardse dingen gelooft en alle eeuwige en Hemels dingen weigert te aanvaarden?
Anderen geloven dan weer niet de dingen, die ze werkelijk kunnen waarnemen, al kost het geen niets. Het zou voor hen beter zijn waarlijk blind te zien i.p.v. op bepaalde punten bewust blind wensen te zijn en toch beweren te kunnen zien. Helaas, dit is de tragedie waarin velen zich bevinden, in het bijzonder zij die niet echt thuis zijn in de positieve wetenschappen en hierover slechts eenzijdig geïnformeerd worden. Dit is verkeerd en onrechtvaardig, want, net zoals wij onze geestelijke mogelijkheden evenwichtig uitbouwen, moeten wij ook onze kennis van zoveel mogelijk gebieden van de wetenschap uitbouwen en deze toepassen in ons leven. Een ruimere kennis van de wetenschap brengt de mens dichter bij God, een beperktere kennis van de wetenschap leidt hem van God weg. De waarde van een mens wordt bepaald door de nabijheid van zijn ziel t.o.v. God. God acht de mens zeer hoog, maar de mens moet deze hoge waardering verdienen. Dat hij weigert, is geen fout van God.
Indien de wetenschappen, filosofie, geneeskunde en alle andere disciplines, o.a. de rechtspraak, zouden samenwerken, dan nog zouden ze er niet in slagen het bestaan van God te bewijzen of te weerleggen. Al deze toepassingsvelden hebben slechts hun nut binnen hun grenzen. Overschrijden ze deze limieten, dan verliezen ze hun zeggingskracht en de middelen tot onderzoek.
In de positieve wetenschap ontdekt en onderzoekt de wetenschapper onbekende fenomenen aan de hand van theorieën. Hij gaat na waar deze theorieën een licht (kunnen) werpen op de werkelijkheid. De wetenschapper gebruikt theorieën en theorema’s (stellingen), concepten, ervaringen en lessen om een basis te bouwen voor verder onderzoek. De waarheid der dingen overstijgt echter de mogelijkheden van de mens. Openbaring moet zich niet aan de tijd houden. Het is niet de taak van de Kerk met de tijdsgeest mee te ‘evolueren’, want alle takken van de wetenschap zullen/kunnen pas later ontdekken wat God heeft geopenbaard. Op vlak van geloof en religie is het de taak van een heilige met àndere middelen de waarheid te ontdekken. Voor de heilige openbaart zich een wereld, waarvan het spectrum veel breder is dan dit van de wereld op aarde. Deze nieuwe dimensie is het fundament van ons heelal en van deze wereld. Bij de heilige bestaan er geen theorieën en geen hulpmiddelen, bij een heilige bestaat alleen het leven. Hij kent geen onderzoeksmethode. Zijn gereinigd leven is het enige instrument, waardoor hij een realiteit leert kennen die een wetenschapper nooit zal bereiken of ervaren.
Wetenschap verbindt zich niet met de diepe aard van het leven, daarom kan wetenschap het leven nooit ten volle doorgronden of begrijpen of voortbrengen. Heiligheid doet dat wel. De Volmaakt Heilige toonde dat Hij het leven doorgrondde, begreep en voortbracht. “Blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt.”5 Waarom erkent de geneeskunde Hem niet? De geneeskunde vermeldt Hem niet eens.
Een verklaring kan allicht worden gevonden in de adembenemende grootheid van Christus, Die de angst bedwingt in de micro-kosmische dimensie van het menselijk wezen. Daarom verleent God ons, omwille van het belang van de kennis van het leven, een invalshoek vanuit de Tijdloze Eeuwigheid op deze tijdelijke en voorbijgaande wereld om te ontdekken wat boven de wetenschappen, filosofie en geneeskunde uitstijgt, ongeacht hun respectievelijke waarden.
Geloof leidt tot een openbaring, die de gelovige nooit in vraag stelt of betwijfelt. God vergezelt ons altijd en hoe echter en dieper onze relatie beleefd wordt, hoe dichter ons biologisch en psychologisch leven verbonden wordt met de Waarheid en het Licht der Kennis. De gelovige bewandelt een erg verkorte weg en verwerft een kennis, die een wetenschapper door zijn wetenschappelijk onderzoek nooit kan bereiken, tenzij hij de grenzen van de wetenschap aftast en zijn hulpeloosheid bekent.
God openbaart Zichzelf in een omgeving van nederigheid. Om onze kennis te gebruiken en te vergroten, moeten wij het foutief begrijpen van (de betekenis van) woorden uitsluiten. Daarom zal ik proberen het zevende gebod van God, meer bepaald het biologische aspect ervan, op een passende wijze toe te lichten. Hierbij maak ik gebruik van enkele leerrijke ervaringen uit mijn verleden. Dit gebod is in feite een beschermende maatregel, die de degeneratie, de verrotting en het verval van het menselijk wezen tegengaat.
1 Jo. 6,60
2 Mat. 12,24
3 Mat. 26,65
4 Openb. 12,17
5 Luc. 7,22