Wij beleven een groot mysterie, als wij ervan uitgaan dat God in elk van Zijn schepselen één van Zijn gedachten verbergt, dat Hij met elke mens een doel nastreeft en dat elke mens, die in de wereld komt, uitgerust is met dàt talent, dat de realisatie van het doel garandeert. God regelt de zaken op velerlei wijzen. Hier stellen wij twee interpretaties voor.

Een eerste interpretatie is dat God alles regelt en voorziet op een wijze en met een kracht, die het menselijk begrip te boven gaan. Een tweede interpretatie is dat God zich ook laat helpen door de mens. Hiervoor schenkt Hij aan de mens, naast Zijn Liefde, ook een vrije wil en de macht om zelf beslissingen te nemen en besluiten te trekken. Hiermee legt God Zijn beslissingskracht deels bij de mens.

Enkel een rechtvaardig mens kan aanspraak maken op een dergelijke vrijheid, want hij heeft Gods Liefde gewonnen. Een zondaar daarentegen is een slaaf van de zonde, hij heeft niet langer een vrije wil. Wat de zondaar als vrijheid aanziet, is in werkelijkheid een verstoring van Gods schepping. De rechtvaardige mens ontmoet een persoonlijke God, liefdevol en de mens nabij. De zondige mens ervaart daarentegen een hardvochtige, verborgen, dreigende, machtige en afstandige God. Sommige zondaars zijn echter zo Godhatend, dat wij hen zelfs niet eens ‘zondaars’ kunnen noemen. Zij kunnen nooit Gods mede-werkers zijn. Hun werk moét daarom steeds door God bijgestuurd worden. In dergelijke gevallen ervaren wij een Almachtige God, Die Zijn creativiteit laat heersen over de wil van de mens en hierdoor het evenwicht in het leven herstelt, dat door de zonden van de mens beschadigd werd. Deze handeling van God beperkt in zekere zin de daden van de mens en hun gevolgen en waarborgt een zeker evenwicht. Dit kan als een vorm van boete of vergelding worden beschouwd, waarbij God waakt over het lot van de mens, de landen en de mensheid. Gods Liefde maakt het mogelijk dat de mens zich losmaakt van de donkere gevolgen van de zonde, zodra iemand gevonden wordt om in naam van zijn medemens voor Gods Aanschijn te treden.

Dergelijke mensen zijn reeds in de moederschoot “afgezonderd en door Zijn Genade geroepen”1  en worden met dit doel op aarde geboren om zo Gods Wil te volbrengen. Zij zijn Zijn dienaren, want aan hun handen heeft Hij Zijn rijkdom toevertrouwd.

Lucas 19:

12.      Een man van hoge geboorte (Jezus) trok naar een ver land om voor zich de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen en (daarna) terug te keren.

13.      Ven hij riep tien van zijn slaven en gaf hun tien ponden en zeide tot hen: ‘Drijft handel, totdat ik terugkom.’

14.      Doch zijn burgers haatten hem en zonden hem een gezantschap achterna met de boodschap: ‘Wij willen niet dat deze koning over ons wordt.’

15.      En het geschiedde, toen hij terugkwam, nadat hij de koninklijke waardigheid verkregen had, dat hij die slaven, aan welke hij het geld gegeven had, bij zich liet roepen om te weten, wat ieder met zijn handel bereikt had.

Of zoals Mattheüs het ons verhaalt in de parabel van de talenten: “En na lange tijd kwam de heer van de slaven (terug) en hield afrekening met hen.”2  De talenten in deze parabel volgens Mattheüs zijn, net als de ponden in de versie van Lucas, muntstukken. In symbolische zin staan ze voor de gaven, die de mens geschonken worden: missies, opdrachten, geestelijke bedieningen, vaardigheden op allerlei gebied, zoals moraliteit, kunst, politiek, wetenschap, economie, esthetiek of religie.3  De slaven in de parabel staan hier voor de mensen, die met deze talenten of gaven begiftigd zijn.

 Dat alle talenten op een Godbehaaglijke wijze en ten voordele van het volk moeten worden aangewend, staat buiten elke discussie. Immers, zoals er een hiërarchie bestaat in de talenten en hun waarde, zo worden ze door God als Hiërarch overschaduwd.

De parabel vermeldt ook dat 80% van de dienstknechten God niet als hun Meester willen erkennen en tegen Hem in opstand komen. Ze beschouwen hun talenten niet als een geschenk van God, maar als hun eigendom. Ze worden arrogant, doordrenken hun geest met ijdelheid en trots en bedriegen God met hun handelwijze, die evenwaardig is als het in de aarde begraven van hun talent(en). Het niet werken met hun talenten op de wijze, die God voor ogen had, betekent het ontkennen van Zijn Hiërarchie en het ontketenen van een anarchie. Slechts 20% leeft naar Gods wil, 80% leeft naar eigen (best)wil. Of met een equivalente vergelijking: er leven 20 schapen in de buurt van 80 hongerige wolven.

Het is echter Gods wonder dat de schapen over de wolven zullen zegevieren. Dat kunnen we vaststellen doorheen de geschiedenis van het Christendom. Wanneer de politieke macht van de keizer van Rome en Byzantium zich verhief tot een bovenmaatse en duivelse ijdelheid, vroeg hij van zijn onderdanen niet alleen gehoorzaamheid, hij eiste evenzeer hun aanbidding, lof en dankzegging. Hij riep zichzelf tot godheid uit, liet van zichzelf een standbeeld maken, plaatste het bij het Pantheon om het door de voorbijgangers te laten vereren. Eén ding had hij echter niet voorzien: Christenen aanbidden geen afgoden. De keizer kwam in conflict met Christus. En omdat hij de Verrezene niet kon doden, begon hij de Christenen zonder vonnis terecht te stellen: ze werden levend verbrand en/of gekruisigd. Ofschoon ze geheel onschuldig waren aan wat voor misdaad ook, maakten de Christenen de keizer krankzinnig. De Christenen werden steevast als oorzaak aangewezen van wat er misliep. Geen regen? Overstromingen? Aanvallen van barbaren? Alles was de schuld van de Christenen, die in de arena voer voor de leeuwen werden, tot vermaak van de Romeinse burgers.

Waar blijven de waarden in dit conflict? De politieke macht, vol van opgeblazen arrogantie, duwt haar klauwen in de nek van de nederigheid. En toch… Toch zijn er voorbeelden dat arrogantie en trots eerder vergaan dan nederigheid.

Paulus leert de Christenen: “Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld.”4  Het gebruik van politieke klauwen kent oude wortels. In de geschiedenis van Egypte duurde de dynastie van de Farao tientallen eeuwen, tenminste wanneer de farao’s de religie respecteerden. Zodra ze echter de priesters minachtten en mishandelden, verdween hun dynastie. Het licht der kennis verdween uit hun tempels en de piramiden bleven achter als monumenten van de dood. Eén farao verdween met zijn leger in de Rode Zee: “De wateren vloeiden terug en bedekten de wagens en de ruiters van de gehele legermacht van Farao, die hen in de zee achterna getrokken waren. Er bleef van hen niet één over.”

Het geestelijke onevenwicht, veroorzaakt door trots en ijdelheid, besmet alle waarden en normen en brengt hen met elkaar in conflict. Zo leidt trots op politiek vlak naar tirannie, terrorisme en uiteindelijk naar dictatorschap. Op godsdienstig vlak leidt trots naar inquisitie, despotisme en Protestantisme. Op wetenschappelijk en economisch vlak leidt trots naar materialisme en op kunstzinnig vlak naar sensualisme. Zo ontstaat door ijdelheid en trots op alle gebieden een anarchie tegen God, Die in wezen en bij wet dé Hiërarch is en blijft. Wat kunnen en zullen deze mensen antwoorden, als zij verantwoordelijk worden gehouden voor deze gang van zaken?

Gal. 1,15
Mat. 25,19
Tudor Vianu, De Filosofie van de Cultuur
Rom. 13,1
5  Ex. 14,28


Gastenboek

Laat een bericht achter in ons gastenboek!

gastenboek

Ga naar boven