Het doel van Gods dienstknechten is de grote menigte mensen terug te brengen naar God en naar hun “geboorteland.”1 Ze hebben een tegenstander, waarvan gezegd zal woorden dat hij “hen dag en nacht aanklaagde voor onze God”2, onder de beschuldiging “dat hij zijn bezit [d.i. van God] verkwistte.”3 Sinds Satan op aarde geworpen werd, meent hij dat hij de heerser is over de wereld en over alle koninkrijken op aarde. Hij durfde het zelfs aan tot Jezus te zeggen: “U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij overgegeven en ik geef haar aan wie ik wil. Indien Gij mij dan aanbidt, zal zij geheel van U zijn.”4
Het is echter duidelijk dat elke daad van liefde, barmhartigheid en medeleven in een wereld, waarin de mensen de Wet liefhebben, een kaakslag en aanklacht is voor de heerschappij van Satan en zijn dienaren. Iedereen weet hoe dwaas mensen kunnen zijn. Ze wanen zich ontzettend belangrijk en eisen van anderen onvoorwaardelijke onderwerping. In hun geestelijk onevenwicht beschouwen ze zichzelf als een koning en heerser, zoals de duivel, oorzaak van alle krankzinnigheid, hen dat ook influistert. Elk gebaar van liefde is in deze wereld van schaduw een vloek en elke handeling vol haat een zegen. Maar ook de Hel behoort met haar vele bewoners tot God, Die het heelal bezit, alle zichtbare en onzichtbare werelden. Elke daad van gehoorzaamheid aan de Ware Heer van het heelal is een nederlaag voor het rijk van de meester van dwaasheid en elke gehoorzaamheid aan de duistere meester van dwaasheid duwt mensen verder weg in dwaling en schuld tegenover God.
Indien het bezit van en de heerschappij over de wereld toekomt, dan is de mens slechts een bewoner en rentmeester van de aarde. Hij die meent eigenaar en meester te zijn van deze wereld, heeft het valse geloof, dat ook een gevallen engel kenmerkt. Om de mens tegen een dergelijk waanidee te behoeden, noemde God de mens [in een parabel] ‘een onrechtvaardige rentmeester’. Het bezit van een mens is niet absoluut, maar relatief. Zodra de mens meent de wereld in absoluut bezit te hebben, komt hij tegenover God te staan: hij ontwijkt Hem, hij ontkent Hem, hij negeert Hem en wordt tenslotte het evenbeeld van Lucifer. De arme mens realiseert zich niet dat, zodra hij verleiding in zijn leven toelaat, hij vernietigd zal worden door het puin van zijn eigen instincten. Zodra de mens zijn eigen lichaam, rijkdom, naam en faam begint te beminnen, wordt hij een vertegenwoordiger van de mammon, van de immoraliteit, van de boosaardige afgoden van macht, bezit, wellust en ijdelheid. “Gij kunt niet God dienen en Mammon.”5 Toch prijst God zijn beschuldigde rentmeester, die vriendschap had gesloten met de onrechtvaardige mammon en Hij belooft de man dat Hij hem in Zijn Koninkrijk zal opnemen, wanneer de rijkdom van de mammon hem zal ontvallen. Zo werkt Gods Liefde voor de mens. Dit is de relatieve waarde van rijkdom en bezit: Armoede redt niemand en rijkdom veroordeelt niemand. Rijkdom redt niemand en armoede veroordeelt niemand. Alles is relatief, alles hangt af hoe de menselijke ziel zich verhoudt tot rijkdom en armoede.
Als een arme mens zijn aandacht richt op rijkdom, zal armoede hem niet redden. Als een rijke mens zijn overvloed beleeft met een groot en mild hart, zal zijn rijkdom hem geen schade toebrengen. Redding of veroordeling, beloning of vergelding, liefde of wraak, genade of straf… Alles is afhankelijk van de balans in de ziel: neigt de ziel naar materiële overvloed of naar geestelijke rijkdom?
De onrechtvaardige en listige mammon heeft in de wereld echter een machtige verdediger: het gouden kalf spoort de mensen aan om onrechtvaardig in de wereld te staan, zeker tegenover de armen. De eigenaar van het gouden kalf verwerpt voor God [het gedrag van] de onrechtvaardige rentmeester, die het gouden kalf door zijn liefde voor de mensen ontmantelt, hij wordt wijzer “dan de kinderen des Lichts.”6
God wist op aarde niet waar Hij Zijn Hoofd kon neerleggen, want de rijken van de wereld en “de leugenpen der schrijvers”7 ontnamen Hem Zijn Auteurschap en zij beschouwden Hem niet langer als Rechtmatige Eigenaar van de wereld. Rijkdom en bedrieglijke sluwheid kunnen de ware waardigheid van de Auteur en Schepper niet afkopen of veranderen. Vermeende eigendomsakten zullen het afleggen tegen de rechtgeaardheid van de Bezitter. Wanneer zal blijken dat de rijkdom niet rechtvaardig werd verdeeld, zal God de mammon zal verdrijven en iedereen zal op zijn verantwoordelijkheid worden gewezen. Gods aanbeveling ter zake was en is: “Wees een vader voor de arme.”8 Omdat God absolute rechten heeft over de economische rijkdom, kan Hij de rentmeester aanduiden, die Hij verkiest, zelfs een ongelovige. Met deze keuze kan God Zijn Wil opleggen: Hij kan Zijn vijanden gebruiken om Zijn volgelingen van tijd tot tijd een lesje te leren en hun verkilde harten, die Lazarus buiten aan de poort lieten bedelen, te verwarmen.
De Kerkvaders zeggen dat onze zonden onze ware en enige rijkdom zijn. Volgens hen schiep God het menselijk lichaam uit het niets en door het menselijk lichaam kwam de zonde in de wereld. De mens is verantwoordelijk voor de zonde, maar hij behoort zichzelf niet toe. De mens behoort God toe.
De zonde, door de mens in het leven geroepen, kan de mens dermate tot last zijn en bezwaren dat hij God ontkent en als schepper van de zonde tegenover de Schepper van alle goeds komt te staan. De kans is reëel dat hij zich van God afwendt en, misschien zelfs voor eeuwig, terugkeert naar de bittere heerschappij van de chaos.
Dit is bevreemdend! De mens kan iets verwezenlijken, wat God niet kan, nl. het creëren van kwaad, zondigen. Dat God zondaars na een rechtvaardig oordeel voor eeuwig afzondert in de chaos, kan niet beschouwd worden als een Goddelijke Wraak. Het is wel een bevestiging dat de menselijke vrijheid van keuze gerespecteerd wordt: de mens kan ervoor kiezen in ondeugd te blijven leven en in het gezelschap van zijn eigen schepping, de zonde, de eeuwigheid door te brengen.
De zonde is de ware afgod, die de mens vernielt. Hij moet een halt worden toegeroepen. Wij moeten God smeken ons vergiffenis te schenken voor het zaaien van zoveel onkruid in Zijn akker vol koren en wij moeten God bidden om hulp bij het vernietigen van dit onkruid. Priesters zijn de bedienaren van Gods Mysteriën en zij kunnen als bemiddelaars God smeken de zonden van de gelovigen uit te roeien. Daarom probeert Lucifer dag en nacht zware beschuldigingen tegen hen in te brengen. Tevergeefs: “En zij hebben hem overwonnen door het Bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood.”9
Daarom zegt Joannes Chrysostomus terecht: “Talrijker dan de vele golven op zee zijn de stormen die de ziel van een priester belagen.”10 De bedienaars van de Heilige Mysterieën en van de Heilige Liturgie worden beschouwd als een voortdurend brandoffer, dat oplaait in deze wereld, in overeenstemming met hun liefde voor de mensen en tot redding van de schepping.
1 Jer. 22,10
2 Openb. 12,10
3 Luc. 16,1
4 Jer. 1,18
5 Mat. 6,24
6 Luc. 16,8
7 Jer. 8,8
8 Wijsheid van Jezus Sirach 4,10
9 Openb. 12,11
10 Joannes Chrysostomus, Over het Priesterschap