Het feit dat God alles heeft gedaan voor de mens en zelfs Zichzelf offerde op het Kruis, bewijst dat de mens ongelooflijk belangrijk en waardevol is in Gods ogen: de mens heeft een Goddelijke opdracht en vervult een cruciale rol in de schepping. In hem ontmoeten de materiële en de geestelijke wereld elkaar. Daarom moeten wij ons leven leven naar Gods Wil en Bedoeling, als lichamelijke en geestelijke wezens, anders is het Kruisoffer zonder betekenis en nut. Wanneer een mens ten volle en ten diepste zijn mens-zijn in de meest authentieke betekenis beleeft, wordt hij een subject, een persoon, een naam in de gehele mensengeschiedenis. Doet hij dat niet en vergeet hij zijn taak en bestemming, dan verwordt hij tot een object, een ding, een nummer…
De mens herleiden tot zijn economische betekenis is niets anders dan mensen degraderen tot rundvee, dat stampt en aanvalt en de begeleiders tot de rand van krankzinnigheid brengt. Of wat te zeggen over iemand die lelies op de vuilnishoop gooit en de scherpe stank van het afval verkiest boven de zachte bloemengeur? Wanneer de naam van een mens tot een nummer herleid wordt, ligt de verantwoordelijkheid van dit drama bij allen, die door God begiftigd werden met gaven, wijdingen en talenten en die ervan geen of onvoldoende gebruik hebben gemaakt…
Koning David bezat de gave van profetie, die hem door God was geschonken, maar hij werd onverwacht en zwaar gestraft, toen hij zijn volk liet tellen. “Maar David had wroeging, nadat hij het volk geteld had, en David zeide tot de Heer: ‘Ik heb zwaar gezondigd, doordat ik dit gedaan heb. Nu dan, Heer, doe toch de ongerechtigheid van Uw knecht weg, want ik heb zeer dwaas gehandeld.”1 Hierop stelt God hem bij monde van Gad, de profeet, drie straffen voor: een hongersnood over een periode van 7 jaar, achtervolging door militaire tegenstander gedurende 3 maanden of een uitbraak van de pest, die 3 dagen duurt. “Dus bracht de Heer de pest over Israël van de morgen af tot de vastgestelde tijd en er stierven van het volk, van Dan tot Berseba, 70000 man. Toen de engel zijn hand naar Jeruzalem uitstrekt om het te verdelgen, berouwde het onheil de Heer en Hij zeide tot de engel die verderf bracht onder het volk: ‘Genoeg! Laat nu uw hand zinken!’ De engel stond toen bij de dorsvloer van de Jesubiet Arauna. En David sprak tot de Heer, toen hij de engel zag, die onder het volk verderf bracht: ‘Zie, ik heb gezondigd en ik heb ongerechtigheid bedreven, maar deze schapen, wat hebben zij gedaan? Laat toch Uw Hand zijn tegen mij en mijn familie!’”2 God ontnam David weliswaar voor een poosje de gave van profetie, maar er kwamen ook tienduizenden mensen om en dat enkel door een fout van Koning David. Dat de gezagsdragers en regeringsleiders de volle verantwoordelijkheid dragen voor de rechtvaardige vergelding van begane wandaden, is boven elke twijfel verheven. Ook Ezechiël, de profeet en ziener van vele mysteriën, getuigt hierover.
Ezechiël 33:
1. Het Woord des Heren kwam tot mij:
2. “Mensenkind, spreek tot uw volksgenoten en zeg tot hen: ‘Wanneer Ik over een land het zwaard breng en de inwoners van dat land hebben uit hun midden iemand gekozen en tot wachter aangesteld
3. En deze ziet het zwaard over het land komen en blaast op de bazuin en waarschuwt het volk,
4. Als dan iemand wel het geluid van de bazuin hoort, maar zich niet laat waarschuwen, en het zwaard komt en rukt hem weg, dan komt diens bloed over zijn eigen hoofd.
5. Hij heeft het geluid van de bazuin gehoord, maar zich niet laten waarschuwen. Zijn bloed komt over hemzelf. Als hij zich had laten waarschuwen, zou hij zijn leven hebben gered.
6. Maar wanneer de wachter het zwaard ziet komen, doch niet op de bazuin blaast, zodat het volk niet gewaarschuwd wordt, en het zwaard komt en rukt iemand van hen weg, dan wordt hij wel weggerukt in zijn eigen ongerechtigheid, maar van zijn bloed zal Ik de wachter rekenschap vragen.’
7. Gij nu, mensenkind, u heb Ik tot wachter over het huis Israëls aangesteld. Wanneer gij een woord uit Mijn Mond hoort, zult gij hen uit Mijn Naam waarschuwen.
8. Als Ik tot de goddeloze zeg: ‘Goddeloze, gij zult zeker sterven!’ – maar gij spreekt niet tot om de goddeloze te waarschuwen voor zijn weg, dan zal die goddeloze in zijn eigen ongerechtigheid sterven, maar van zijn bloed zal Ik u rekenschap vragen.
9. Maar als gij een goddeloze waarschuwt om zich van zijn weg te bekeren, doch hij bekeert zich daarvan niet, dan zal hij in zijn eigen ongerechtigheid sterven, maar gij hebt uw leven gered.’”
Deze moeilijke en gevaarlijke taak, de mensen te waarschuwen voor de gevolgen van de begane zonden en bedreven misdaden, behoort de rechtvaardige toe, want hij, Gods dienstknecht, heeft de kennis om velen tot bekering te brengen: “Door zijn kennis zal Mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken.”3 De rechtvaardige zal zijn als “een versterkte stad, een ijzeren zuil en een koperen muur”4 of als “een kasseisteen”5 Onwankelbaar en onwrikbaar zal hij zijn, maar in de eerste plaats zal hij zijn als een goede herder: “De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen.”6
Deze taak kan slechts worden uitgevoerd door iemand, die omwille van God zijn eigen comfortabel leven wil opgeven. Naar dit leven vol moeite en ongemak verwijst Petrus in zijn brief, als hij schrijft: “Indien de rechtvaardige ternauwernood behouden wordt…”7 Niemand wordt een rechtvaardige of een gerechte zonder reden, zonder specifieke opdracht van God. Zijn eigen redding hangt af van het voltooien van zijn persoonlijke, door God gegeven opdracht. Verkiest hij zijn eigen leven boven zijn opdracht, dan zal hij zijn leven niet redden, maar verliezen.
Daarom is ‘offer’ een woord, dat God erg behaagt. In een offer kwam ook Gods Liefde voor de mens en zijn vrijheid tot de meest sublieme uitdrukking. Een offer is het raakpunt tussen Gods Wil en menselijke vrijheid. God is de Schrijver, Die dit woord herhaalt in [het leven van] Zijn leerlingen doorheen de eeuwen en Die ons door dit woord ook voortdurend herinnert aan wat een mens waard is in Gods ogen. Gods Wil beleven vanuit het diepste van ons wezen is het enige middel dat een blijvende vrede kan schenken aan de mensen. Dàt is het Christendom, dat werkelijk in woord en in daad beleden wordt. Elke andere ‘oplossing’ bespoedigt slechts de chaos en de eindtijd. Een wetenschap zonder God keert zich altijd tegen de mens en veroorzaakt uiteindelijk de ultieme dwaasheid, nl. het smelten en vernietigen van de elementen. “Maar de Dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden.”8
1 2Sam. 24,10
2 2Sam. 24,14-17
3 Jes. 53,11
4 Jer. 1,18
5 Jes. 50,7
6 Jo. 10,11
7 1Pet. 4,18
8 2Pet. 3,10